Nederlandse chemie zoekt nieuw perspectief

Het besluit van Shell om de bouw van een grote biobrandstoffenfabriek bij Pernis definitief te cancelen staat niet op zichzelf. Investeringen in de Nederlandse (petro)chemische industrie staan zwaar onder druk. 

De berichten over vertrekkende (petro)chemische bedrijven of bedrijven die hiermee dreigen, rijgen zich al langere tijd aan elkaar. Zo kondigde LyondellBasell onlangs aan zijn fabriek op de Maasvlakte in de Rotterdamse haven te gaan sluiten. Daar komt vandaag de aankondiging bij dat Shell geen € 1 mrd gaat investeren in een grote biobrandstoffenfabriek in de Rotterdamse haven. Tot teleurstelling van het Rotterdamse stadsbestuur. De oliereus overweegt daarnaast al een tijdje de sluiting van zijn chemische fabrieken in Moerdijk.

Op de Limburgse chemiecampus Chemelot onderzoekt het Saoedische Sabic een mogelijk vertrek. Dat laatste komt praktisch neer op de doodsteek, want Sabic is goed voor 40% van de bedrijvigheid op de campus, nog afgezien van de banden met toeleveranciers en verwerkers.

Chemie in de knel

De chemische industrie in ons land zit al enkele jaren behoorlijk in de knel, en met name de energietarieven en belemmeringen die investeringen verder bemoeilijken, zoals stikstof, zijn hier debet aan. Bart Kuipers, haveneconoom aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, spreekt van een kaalslag. ‘Als je alleen al kijkt naar de chemiesector in de Rotterdamse haven, dan zijn er met de bedrijven die onlangs hun vertrek aankondigden in de afgelopen 5–6 jaar zo’n tien bedrijven verdwenen, een kwart van het totaal.’

Het chemiecluster rondom Rotterdam, met Dordrecht en Moerdijk erbij, is het grootste van het land. In de top-5 staan verder Chemelot (bij Geleen), cluster Zeeland/West-Brabant, cluster Noord-Nederland en cluster Noordzeekanaal-gebied. Behalve deze geografische begrensde gebieden hanteert de rijksoverheid ook nog een zesde cluster. Dit is verspreid over het land en bestaat uit de voedingsmiddelenindustrie, keramiek, papier- en kartonindustrie en een aantal kleinere industrieën.

Verwevenheid

De impact van wegtrekkende bedrijven is groot op een petrochemisch cluster als Rotterdam, aldus Kuipers. ‘Allereerst natuurlijk voor de 1230 mensen die de afgelopen jaren hun baan verloren, nog afgezien van de personele gevolgen voor toeleverende bedrijven en andere dienstverleners. De verwevenheid van bedrijven in het petrochemische complex maakt dat overtollig, gespecialiseerd personeel niet automatisch bij een ander chemisch bedrijf in het gebied terecht kan. Het wegvallen van bedrijven doorbreekt ook het circulaire karakter van de samenwerking. Neem de chloorketen. Als Nobian geen chloor meer kan leveren aan Westlake en Tronox, nu deze bedrijven hebben aangekondigd weg te gaan, verdwijnt ook een mooi voorbeeld van onderlinge toeleveringen van rest- en bijproducten in het chloorcluster.’

Een woordvoerder van Deltalinqs, de ondernemersvereniging in de Rotterdamse haven, stelt: ‘Als we niet acteren, komen hele ketens in het geding; het is net een jenga-toren. Voor elke baan in de chemie in de haven zijn er ook circa tien buiten het bedrijf, van transporteurs tot contractors.’ Daarvan is de rijksoverheid volgens Port of Rotterdam, het havenbedrijf, nog niet genoeg doordrongen. ‘Door het sluiten van bedrijven in de basischemie worden we steeds afhankelijker van andere landen en verliezen we hoogwaardige werkgelegenheid en technische kennis.’

Zeer ongelijk speelveld

Dat industriële bedrijven het lastig hebben in ons land komt volgens Deltalinqs deels door het ‘zeer ongelijke speelveld’ voor de industrie ten opzichte van onze buurlanden. Zo zijn de energiekosten hier fors hoger, onder meer door snel oplopende nettarieven, hoge belastingen en een gebrek aan compensatieregelingen die buurlanden wel kennen. ‘Ook andere nationale maatregelen, zoals een nationale CO2-heffing boven op het Europese systeem, helpen totaal niet, net als de stikstofproblematiek en de enorme netcongestie.’

Het maakt circulaire productie in ons land nog duurder, stelt Kuipers. ‘Bedrijven zien het concurrentievoordeel van circulair clusteren vervallen. Het is nu vaak veel goedkoper om nieuwe producten zelfstandig buiten ons land te produceren. De geopolitieke situatie speelt ook een rol. De Nederlandse industriegebieden zijn doorgaans verouderd en vragen om nieuwe investeringen. Een land als China kan in een mum tijd zelf een nieuwe industrie opzetten. De beschikbaarheid van energie speelt ook een belangrijke rol bij de vestigingslocatie. Een land als Amerika afficheert zich al jaren, mede door het schaliegas, als een energieproducent, waarbij bedrijven dan ook meewegen dat het land een stuk gematigder naar milieuregels kijkt.’

Ruimtelijke impact

Het (gedeeltelijke) vertrek van grote bedrijven heeft ook een ruimtelijke impact. Alleen al LyondelBasell en Westlake zijn op de betreffende locaties op de Maasvlakte en in de Botlek goed voor 60 respectievelijk 30 hectare. Het havenbedrijf relativeert de toekomstige vrijval van de gronden echter. ‘Op het totale oppervlak van de haven gaat het om een beperkt aantal hectaren. De haven is zo’n 12.500 ha groot, waarvan ruim 6000 ha bedrijfsterrein is.’

Langlopende erfpacht

De gevolgen voor de inkomsten van Port of Rotterdam zijn vooralsnog beperkt, waarbij het havenbedrijf benadrukt dat ruwweg de helft van de inkomsten niet uit erfpacht komt, maar uit havengelden van bezoekende schepen.

Bedrijven hebben langlopende erfpachtcontracten met het havenbedrijf en het einde van de productie betekent niet automatisch een einde van een contract. Standaardvoorwaarde is dat bij beëindiging het perceel leeg en schoon moet worden opgeleverd. Stoppende bedrijven kunnen ook proberen om het erfpachtcontract te verkopen aan een andere partij. Zo stopte eerder Aluchemie in de Botlek en werd het erfpachtcontract overgenomen door Advario en Power2X, die er duurzame vliegtuigbrandstof willen gaan produceren. De oude fabriek is gesloopt en er komt een andere voor terug. Het terrein van LyondellBasell op de Maasvlakte wordt gebruikt voor een verdubbeling van de capaciteit van Neste, de grootste biobrandstoffenproducent van Europa.

Volgens het havenbedrijf kan echter niet elk vrijkomend terrein snel weer ingezet worden door een andere pachter. ‘Elke partij heeft eigen eisen wat betreft grootte, ontsluiting, kade, steiger, diepte van het vaarwater, nutsvoorzieningen, etc.’

Vraag naar haventerrein is er volgens het havenbedrijf genoeg. ‘Met name in de hoek van de containeroverslag, waar de komende jaren in Noordwest-Europa gestage groei wordt verwacht, en die van de energie- en grondstoffentransitie, denk aan productie van groene waterstof, aanlanding van wind van zee, recycling van plastic en de productie van biobrandstoffen. We zijn selectief en kijken vooral of zo’n bedrijf past in de haven.’

Goede concurrentiepositie

Volgens Deltalinqs is er nog altijd een ruimtetekort, zal de vraag naar ruimte voor circulaire productie alleen maar toenemen en moeten bestaande bedrijven ruimte hebben voor ombouw. ‘Wij zien nog altijd enorm goede kansen voor hoogwaardige basisindustrie in de haven. Er is eigenlijk geen beter gebied voor (basis)chemie in de wereld dan Rotterdam, horen wij van onze leden. Juist door onze sterke clusters zijn we erg efficiënt en liggen er veel kansen voor een circulaire en sterke industrie. Met onze wind op zee hebben we alle kans om concurrerend te zijn, zelfs met landen waar de hele dag de zon schijnt. Door onze ligging en verbindingen zijn we uniek en sterk als gebied. Ook in alle delta’s zie je industrie.’

De haven van Rotterdam is dankzij de verbindingen met het achterland en de verbinding met wind op zee uitermate goed gepositioneerd om een hoofdrol te spelen in de Europese energietransitie, stelt ook Kuipers. Hij wijst op de uitbreiding van Sif, een bedrijf op de Maasvlakte dat funderingen voor windturbines op zee maakt en daar veel ruimte voor nodig heeft, en de (recente) grote investeringen in fabrieken voor groene waterstof.

Van oudsher heeft Rotterdam met name in vergelijking met de meer hoogwaardige, in fijn-chemie gespecialiseerde haven van Antwerpen het stempel een oliehaven te zijn. Dat beeld ziet Kuipers niet snel veranderen. ‘Maar de petrochemie dient veel meer dan brandstoffen. Plastics en pvc zijn niet meer weg te denken uit ons leven en zijn behoorlijk duurzaam geworden. De huidige generatie pvc gaat wel 50–100 jaar mee. Door productieprocessen te verbeteren en hergebruik, kun je de levensduur van het materiaal misschien wel met een factor 10 verlengen.’

Streven naar CO2-neutraal

Het havenbedrijf streeft ernaar om in 2050 CO2-neutraal te zijn. ‘Daarbij kan het zijn dat er sprake is van (beperkte) opvang en opslag van CO2 die nog vrijkomt bij processen. En het is niet realistisch te verwachten dat je in 2050 zonder fossiele grondstoffen voor specifieke producten kunt. Maar de omvang van de ‘fossiele’ industrie zal de komende tijd kleiner worden, in lijn met de doelstelling van Parijs, de EU en de Nederlandse overheid.’

Faillissementen recyclers

Die overheid heeft volgens zowel het havenbedrijf, Deltalinqs als Kuipers nog te weinig gedaan om de Nederlandse (chemische) industrie te ondersteunen bij de transitie naar een duurzame toekomst. ‘Voor al die nieuwe, noodzakelijke ontwikkelingen staan alle seinen door stikstof, netcongestie, een gebrek aan infra én de hoge energiekosten op zeker oranje en soms ook rood. Zie bijvoorbeeld ook de faillissementen van diverse recyclers’, aldus Deltalinqs.

Het huidige demissionaire kabinet heeft weinig voor elkaar gekregen, vindt Kuipers. ‘Weliswaar zijn de plastic-taks en extra nationale opslag boven op de Europese CO2-heffing verdwenen, maar ten aanzien van stikstof is alleen de boeren lippendienst bewezen, waardoor veel projecten in de industrie nog steeds stilliggen. Daarmee vlak ik de rol van het vorige kabinet niet uit. Dat heeft de Nederlandse industrie op achterstand gezet door een nationale in plaats van Europese aanpak.’

Deltalinqs vreest voor nog eens duizenden extra ontslagen in heel Nederland als we niets doen aan onder meer de hoge energiekosten. ‘Terwijl het de staat een schijntje kost om juist veel meer schade te voorkomen. Compensatie van het internationale energiekostenverschil kost ons een fractie van het potentiële verlies in nationaal inkomen. We zien juist veel kansen voor een hoogwaardige (circulaire) industrie in de toekomst in ons gebied. Juist doordat veel bedrijven nauw met elkaar verbonden zijn voor grondstoffen en zaken als warmte.’

Innovatie

Kuipers vindt het zaak om de energietransitie veel meer te benaderen vanuit een innovatieperspectief. ‘CO2 wordt nu ook al succesvol ingezet als grondstof. Ontwikkelingen kunnen heel snel gaan.’

Dit verhaal verscheen eerder in in PropertyNL Magazine nr. 8, 29 augustus 2025

img
Adjunct-hoofdredacteur
Profiel

Laatste nieuws

Evenementen