De transactiewaarde van recreatiewoningen kwam vorig jaar op € 900 mln uit, bijna 30% minder dan in 2022, zo blijkt uit onderzoek van het Kadaster in samenwerking met het FD.
De run op vakantiehuisjes, die tijdens de coronaperiode ontstond, is definitief voorbij. De afgelopen jaren zochten beleggers vanwege de lage rentestand en de regulering van de woningmarkt hun heil in recreatiewoningen. Jaarlijks ging er zo’n € 1,1 mrd in om. De verhoging van de overdrachtsbelasting naar 10,4% en stringentere belastingwetgeving maken de recreatiemarkt echter minder interessant.
Volgens het Kadaster daalde het aantal verkopen van vakantiehuisjes van 5700 in 2022 naar 4000 in 2023. Dat is de helft minder dan in de toptijd 2020, toen 7900 recreatiewoningen van eigenaar wisselden. De gemiddelde koopprijs daalde in vergelijking met 2022 met 1,8% naar € 224.000. In 2021 en 2022 veroorzaakte de hausse een prijsstijging van meer dan 20%.
Op de vakantieparken staan nu 127.600 vakantiewoningen. Dat is 3,6% meer dan in 2022. Particulieren bezitten 65% van de vakantiehuisjes.
De NVM meldde in juni dat de vraag naar recreatiewoningen fors is teruggelopen. De makelaars registreerden er 3718, een min van 34% in vergelijking met 2022. De NVM zag echter een lichte prijsstijging ontstaan, met 2,5% naar € 228.000.