De eenmalige huurverlaging in 2023 heeft slechts beperkt effect gehad op huurders en zorgde voor minder investeringsruimte van woningcorporaties om nieuwe woningen te bouwen, zo blijkt uit de evaluatie van de Wet eenmalige huurverlaging.
De huurinkomsten voor woningcorporaties daalden op jaarbasis met bijna € 400 mln en de leencapaciteit nam met € 8,3 mrd af. De 595.000 huishoudens van wie de huur van hun corporatiewoning in 2023 verlaagd werd naar € 575,03 per maand, kregen gemiddeld € 24 lagere woonlasten per maand. Het effect werd verminderd omdat ook de huurtoeslag lager werd.
Doel van de Wet eenmalige huurverlaging was om de woonlasten van huurders met een laag inkomen (tot 120% van het minimumloon) structureel te verlagen. Uit de evaluatie bleek dat het grootste deel van de huurverlaging netto niet bij de huurder terechtkomt. De huur werd gemiddeld € 56 per maand lager. In de praktijk hielden huurders hieraan gemiddeld € 24 per maand over, omdat ze door de lagere huur ook minder huurtoeslag ontvingen (gemiddeld € 32 per maand). De gemiddelde huurquote - het percentage van het inkomen dat naar huur gaat - daalde van 24,3% naar 20,8% voor huishoudens met een inkomen tot 120% van het minimumloon. De huurverlaging gold alleen voor huurders bij woningcorporaties.
Woningcorporaties hielden, aldus het ministerie van Volkshuisvesting, ondanks de lagere jaarlijkse huurinkomsten wel genoeg ruimte over om de gemaakte prestatieafspraken over nieuwbouw en verduurzaming na te komen. De afschaffing van de verhuurderheffing vanaf 2023 was onderdeel van dezelfde prestatieafspraken en maakte onder andere de eenmalige huurverlaging financieel mogelijk. Het effect van de huurverlaging op de doorstroming van huurders is uit de evaluatie niet vast te stellen.