De Regiewet is vooral een bestuurlijk onderonsje, maar daarom niet minder belangrijk, stelt columnist Johan Conijn.
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 2, 24 februari 2023
Het heeft even geduurd. De aankondiging was er al begin vorig jaar in de Nationale woon- en bouwagenda, waar het woord ‘regie’ een belangrijke plaats innam. Er was tijd nodig in de achterkamertjes voor de afstemming met de direct belanghebbenden. Nu is er dan het voorstel voor de Regiewet (officieel Wet inzake regie versterking volkshuisvesting), die nu in consultatie is gegeven. De Regiewet brengt veranderingen aan in verschillende andere wetten, zoals de Omgevingswet, de Huisvestingswet, de Woningwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Bij de aanpassing van deze wetten staat versterking van de regierol van het Rijk centraal. Meer regie om de doelstellingen op het terrein van de volkshuisvesting te kunnen realiseren.
Kenmerkend voor het wetsvoorstel is dat in de Memorie van Toelichting bij de Regiewet de lettercombinatie ‘plicht’ maar liefst 121 keer voorkomt. De plicht heeft vooral betrekking op hetgeen van gemeenten wordt verwacht. Plicht is het voorstadium van dwang. Dwang kennen we al bij de Nationale prestatieafspraken die met de woningcorporaties zijn gemaakt. Daarbij is sprake van ‘afdwingbare’ afspraken. Omdat dwang bij gemeenten minder goed werkt in het Huis van Thorbecke, gaat het vooral over plichten die desnoods met instructiebesluiten van provincie of Rijk kunnen worden afgedwongen. Dat toch weer wel.
Plichten, laat staan dwang, roepen in de Nederlandse verhoudingen meteen een allergische reactie op. Begrijpelijk, maar met een dergelijke reactie worden de grote maatschappelijke problemen niet opgelost. In de Regiewet staan twee onderwerpen centraal: de woningtoewijzing en vooral de woningbouw. Bij de woningtoewijzing krijgt iedere gemeente de plicht via voorgeschreven urgentieregels om haar deel van de urgent woningzoekenden te huisvesten. Wegkijken voor onder meer dakloosheid kan dan niet meer. Bij de woningbouw gaat het er in essentie om consistentie te bewerkstelligen in de bestuurlijke kolom van Rijk, provincies en gemeenten. Sluiten de plannen van de verschillende bestuurslagen op elkaar aan en sluit de uitvoering aan bij de plannen? Menig projectontwikkelaar kent voorbeelden van bestuurslagen die elkaar de voet dwarszitten, waardoor de woningbouw vertraagd wordt.
Voorts is het momenteel allerminst verzekerd dat alle gemeentelijke woningbouwplannen bij elkaar opgeteld overeenkomen met het nationale woningbouwprogramma. Er gaapt bovendien een forse kloof tussen plannen en uitvoering. Dit laatste is deels het gevolg van overmacht, maar een te grote mate van vrijblijvendheid speelt ook een belangrijke rol. Op al deze punten biedt de Regiewet meer bestuurlijke middelen om de consistentie te verbeteren.
Dat er 100.000 woningen per jaar gebouwd moeten worden, waarvan twee derde betaalbaar, is een papieren tijger als niet elke provincie en elke gemeente haar deel voor haar rekening neemt. De uitwerking van het nationale woningbouwprogramma loopt momenteel via de regionale woondeals, nadat de provincies al eerder hun deel hebben ingevuld. Nakoming van afspraken is echter niet verzekerd. Met de Regiewet in de hand kunnen ‘free riders’ tot de orde worden geroepen. Zo komt er de verplichting voor de gemeente om een volkshuisvestingsprogramma op te stellen. Provincie en Rijk toetsen of dit programma aansluit bij de nationale doelstellingen. Zo niet, dan volgt de instructie om het programma aan te passen. Als de uitvoering te wensen overlaat, is er een Adviescommissie om daarover te oordelen, zodat het Rijk kan ingrijpen.
Dat deze Regiewet ervoor zorgt dat er de komende jaren tot en met 2030 in totaal 900.000 woningen zullen worden gebouwd, valt zeer te betwijfelen. Marktpartijen, die voor het feitelijk realiseren van de woningbouw de cruciale factor zijn, komen amper aan bod in de Regiewet. De Regiewet is vooral een bestuurlijk onderonsje, maar daarom niet minder belangrijk. Als de wet wordt aangenomen, zullen op het terrein van de volkshuisvesting de bestuurlijke verhoudingen drastisch veranderd zijn. Over tien jaar zal men dit als de belangrijkste erfenis van Hugo de Jonge zien.
Johan Conijn is directeur bij Finance Ideas en emeritus-hoogleraar woningmarkt van de Universiteit van Amsterdam