Johan Conijn: geen massale verkoop middeldure corporatiewoningen

AMSTERDAM - Hoogleraar Johan Conijn verwacht niet dat corporaties massaal over gaan op verkoop van het commerciële deel van hun vastgoed. Eerder zullen ze dochters oprichten waarin ze middeldure huurwoningen, winkels en ander commercieel vastgoed onderbrengen.

Dat zegt Conijn, tevens directeur Ortec Finance, in een interview met PropertyNL. Al vorig jaar hebben corporaties in overleg met het Rijk pilots opgezet voor een gezamenlijk woningfonds, waar ze hun juridisch af te splitsen bezit (niet-daeb) in onder kunnen brengen.
Het wetsvoorstel voor de herziening van de Woningwet, inclusief de recent ingediende novelle (aanvulling), biedt ruimte voor zo'n constructie, mits deze dochters rekenen met marktconforme rendementen en huren en er geen sprake is van valse concurrentie.

Veel individuele woningcorporaties hebben voor niet meer dan enkele tientallen miljoenen aan huurwoningen die boven de liberalisatiegrens zitten of voor liberalisatie in aanmerking komen. ‘Bundeling van bezit van meerdere corporaties creëert schaalgrootte en spreiding’, aldus Conijn. ‘Zowel toegelaten instellingen als institutionele beleggers zouden een aandeel kunnen verwerven in zo’n fonds.’

Hoewel er in de sector al veel langer over wordt gesproken, is de Vestia-deal met Patrizia de eerste grote verkoop van corporatiebezit aan een institutionele belegger. De meeste complexverkopen waren tussen corporaties onderling, zoals onlangs de 484 woningen die Vestia verkocht aan Arcade. Begin juni verkocht de corporatie 493 huizen in de gemeente Doetinchem aan Sité Woondiensten.
De verkoop van 5500 huurwoningen van Vestia aan de Duitse belegger Patrizia (voor € 578 mln) betekent volgens Conijn een grote omslag. Ook het Wooninvesteringsfonds (WIF) wil een portefeuille met 3848 woningen afstoten. Hierop kunnen partijen tot 3 september een bod uitbrengen.

In PropertyNL magazine no. 8 (29 augustus) verschijnt het hele interview met Johan Conijn.