Column Ton Oostenrijk: Belastingrente is dure grap

De rentes waarmee de Belastingdienst rekent zijn aanzienlijk, aldus columnist Ton Oostenrijk: voor de vennootschapsbelasting is dat maar liefst 9%.

‘Mocht u geen prijs stellen op het ontvangen van onze nieuwsbrief, dan verzoeken wij u dit middels een reply op deze mail aan te geven.’ Deze tekst staat vermeld in de mail bij onze periodieke nieuwsbrieven, waarin we actualiteiten, aandachtspunten, ontwikkelingen en dergelijke op gebied van de (vastgoed)fiscaliteit onder de aandacht brengen. Op 2 april stuurden wij onze meest recente nieuwbrief aan cliënten en relaties. Een paar dagen later dronk ik een kop koffie met een van hen. ‘Natuurlijk wil ik jullie nieuwsbrieven niet meer ontvangen’, zei hij gekscherend. ‘Er staat ook nu weer van alles in waar ik niet vrolijk van word, weer niet.’

En dat terwijl de achtergrond van deze nieuwsbrief was om onze relaties te attenderen op de stappen die zij kunnen zetten om de belastingrente over te betalen inkomsten- of vennootschapsbelasting over het boekjaar 2024 zoveel als mogelijk te voorkomen. Het belang is groot, de rentes waarmee de Belastingdienst rekent zijn aanzienlijk. Voor de vennootschapsbelasting bedraagt het percentage maar liefst 9%. Ja, u leest het goed, negen! Het rentepercentage dat gehanteerd wordt voor de inkomstenbelasting is iets lager, namelijk 6,5%. Dus minder aanzienlijk, maar nog steeds best veel.

Dat de rente voor te betalen vennootschapsbelasting hoog is, vond ook de rechtbank in een zaak van 7 november 2024. In de desbetreffende zaak heeft de rechtbank beslist dat de hoogte van de rente in strijd is met het zogenoemde evenredigheidsbeginsel en hij heeft het rentepercentage onverbindend verklaard. Uiteraard is de staatssecretaris van Financiën daartegen in het verweer gekomen en heeft hij sprongcassatie bij de Hoge Raad ingesteld. Die procedure loopt nog. Dus voor nu: maak bezwaar tegen de beschikking (opgenomen in een definitieve belastingaanslag) waarin te betalen rente wordt vastgesteld.

Dat doet dus bijna iedereen, en daarom zijn alle bezwaren tegen de sinds 1 oktober 2020 in rekening gebrachte rente voor de vennootschapsbelasting en bronbelasting, op 14 februari 2025 aangewezen als een ‘massaal bezwaar’. Op een ingediend bezwaar wordt dan door de Belastingdienst geen uitspraak gedaan, maar dit wordt aangehouden. Er wordt direct uitstel van betaling verleend, maar pas op: er wordt dan mogelijk wel invorderingsrente gerekend (‘slechts’ 4%), totdat de Hoge Raad heeft beslist. Het gaat immers bij elk bezwaar om de beantwoording van dezelfde rechtsvraag. Als de Belastingdienst gelijk krijgt, dan worden er geen specifieke berichten (afwijzingen van het bezwaar) verstuurd.

Die rechtsvraag is, kort en goed: is de hoogte van het rentepercentage in strijd met – specifieke bepalingen in – hogere regelgeving, algemene beginselen van behoorlijk bestuur of supranationale regelgeving?

Een punt van aandacht is de voorlopige aanslag voor de vennootschapsbelasting. Tegen een voorlopige aanslag (bijvoorbeeld met betrekking tot 2025) staat overigens geen bezwaar open, maar moet om herziening worden gevraagd. Bij een afwijzing van de gevraagde herziening kan wel bewaar worden gemaakt (let op: doe dit tijdig!), en dit bezwaar valt dan weer onder de regeling massaal bezwaar.

De eerste stap om rente te voorkomen is om de aangifte over het kalenderjaar 2024 in te dienen vóór 1 juni 2025, en bij een afwijkend boekjaar binnen vijf maanden na afloop van dat boekjaar. Belastingrente wordt voorkomen als de Belastingdienst niet afwijkt van de ingediende aangifte. Lukt het niet om vóór 1 juni aangifte vennootschapsbelasting te doen? Doe dan een (additionele) voorlopige aangifte (een verzoek tot een voorlopige aanslag) vóór 1 mei 2025.

De belastingrente is in veel gevallen zeker geen grap, vandaar ook dat de nieuwsbrief maar niet op 1 april is verstuurd…

Ton Oostenrijk MRE is belastingadviseur bij RechtStaete
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 4, 25 april 2025