De Nederlandse huizenprijzen stijgen sneller dan ooit. De gemiddelde verkoopprijs lag in de eerste drie maanden van 2021 gemiddeld 14,7% hoger dan een jaar geleden, zo blijkt uit de jongste kwartaalrapportage van de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM).
Een dergelijke stijging kwam voor het laatst voor direct na de eeuwwisseling. De gemiddelde verkoopprijs ligt thans op € 385.000. Een jaar geleden was dat € 327.000. De verschillen tussen de marktgebieden zijn groot. Buiten de Randstad is soms sprake van een prijsstijging van 20%. In de Noordelijke regio's stijgen de prijzen het hardst. In Amsterdam en omgeving, waar woningen al erg duur zijn, beperkt de prijsstijging zich tot 7%.
Door de run op koopwoningen is het aanbod buitengewoon gering. Halverwege het eerste kwartaal van dit jaar stonden er in ons land minder dan 18.000 woningen te koop. Dat aantal ligt meer dan 40% onder het aanbod een jaar geleden. Het woningaanbod is volgens de NVM sinds de start van de registratie van vraag en aanbod midden jaren negentig van de vorige eeuw niet zo laag geweest. Door het geringe aanbod daalt de verkooptijd. Gemiddeld staat een woning 97 dagen te koop.
Het geringe aanbod is ook van invloed op het aantal verkopen. De NVM-makelaars verkochten in de eerste drie maanden van 2021 7% minder huizen dan in dezelfde periode een jaar eerder. Ruim 60% van de woningen werd boven de vraagprijs verkocht.
NVM-voorzitter Onno Hoes spreekt van een absurde situatie. "Het is ongekend wat er gebeurt. De lage rente, het enorme woningtekort en licht aan het einde van de coronatunnel maken dat mensen meer bieden." De verlaging van de overdrachtsbelasting voor starters op de woningmarkt speelt eveneens een rol bij de omvang van de stijging van de huizenprijzen.
