Wie gebouwen maakt die blijven functioneren als het moeilijk wordt, bewijst volgens columnist Tom Berkhout dat vastgoed meer kan zijn dan een belegging.
In mijn boekenclub lezen we van alles – romans, essays, en soms iets onverwachts. Dit keer was de keus gevallen op Wie vrede wil, moet zich op oorlog voorbereiden van oud-admiraal Rob Bauer. Middelzware kost, maar wel verhelderend. Het boek werpt geen licht op de persoon – wat ons wel interessant had geleken, gelet op de wijze waarop hij interviews geeft. Bauer schrijft nuchter, niet om ons te laten schrikken, maar om ons wakker te laten worden. Zijn boodschap: vrede is geen vanzelfsprekendheid, en voorbereiding is geen teken van angst, maar van verantwoordelijkheid.
Bauer spreekt niet als militair die meer tanks of fregatten wil, maar als bestuurder die begrijpt dat stabiliteit niet alleen op het slagveld wordt bepaald. Duidelijk is zijn oproep aan het bedrijfsleven. Niet de gebruikelijke ‘meer investeren in defensie’, maar een uitnodiging om ook buiten de kazerne bij te dragen aan vrede. Want oorlog raakt de hele samenleving. En dus ook ons werk, onze gebouwen, onze logistieke stromen, onze manier van organiseren.
In Finland, zo beschrijft hij, is defensie een zaak van iedereen. Daar kunnen snelwegen dienen als startbanen, parkeergarages als schuilkelders en zwembaden als noodopvang. Niet uit paranoia, maar uit gezond realisme. Alles en iedereen telt mee in de weerbaarheid van het land. Dat beeld – van een samenleving waarin civiele en militaire infrastructuur in elkaar grijpen – is verrassend geruststellend. Het laat zien dat voorbereiding niet bedreigend hoeft te zijn, maar juist verbindend kan werken.
Dat zette mij aan het denken. Wat zouden vastgoed- en bouwprofessionals kunnen bijdragen aan de weerbaarheid van Nederland en de NAVO? Het antwoord ligt misschien dichterbij dan we denken. In onze distributiecentra, waar dagelijks de goederenstromen van een continent samenkomen. In onze parkeergarages, datacenters en kantoorcomplexen. In onze beheerders, logistiek managers en ontwikkelaars. Mensen die gewend zijn te plannen, te bouwen en te schakelen – precies de vaardigheden die in tijden van crisis het verschil kunnen maken.
Bauer schrijft: bestuurders moeten zich twee vragen stellen. Eén: is mijn organisatie voorbereid op een crisis? Twee: wat kan mijn organisatie doen om die te helpen voorkomen? Dat geldt ook voor onze bestuurders in vastgoed en bouw. Logistieke hubs kunnen in tijden van nood dienen als opslag voor medische goederen of noodvoorraden. Gebouwen kunnen tijdelijk worden omgevormd tot opvang, commandoposten of distributiecentra voor hulpgoederen. En waarom zouden we bij het ontwerpen van gebouwen niet alvast rekening houden met crisissituaties? Flexibiliteit als stille vorm van voorbereiding. Daarnaast kan kennis – die onzichtbare maar cruciale grondstof – gedeeld worden met Defensie. Een logistiek manager die in vredestijd leert samenwerken met militairen, weet in crisistijd wat nodig is.
Belangrijker nog: het moet belangeloos zijn. Niet om ‘De Deal’ of compensatie, maar om iets wat zeldzamer is geworden – maatschappelijke betrokkenheid. Letterlijk en figuurlijk je steentje bijdragen. De vastgoedsector is vaak onderwerp van publieke kritiek: te commercieel, te gesloten, te weinig oog voor de samenleving. Hier ligt een kans om dat beeld te kantelen – door te laten zien dat wij niet alleen bouwen aan rendement, maar aan veerkracht. Voorbereiden op oorlog, schrijft Bauer, is niet gevaarlijk. Het is juist de manier om vrede te bewaren. En misschien geldt dat ook voor ons vak. Want vastgoed draait uiteindelijk om beschutting – ruimte scheppen waar mensen veilig kunnen wonen, werken en schuilen.
Als onze sector daarmee aan de slag gaat, zonder grootspraak maar met besef van betekenis, groeit onze sector voorbij de spreadsheets. Dan wordt vastgoed niet alleen een economische drager, maar ook een morele. Wie gebouwen maakt die blijven functioneren als het moeilijk wordt, bewijst dat vastgoed meer kan zijn dan een belegging.
Vastgoed voor vrede – het is misschien geen vanzelfsprekende gedachte, maar wel een die onze sector groter maakt. Wie neemt het initiatief?
Prof. dr. T.M. Berkhout MRE MRICS is verbonden aan de Nyenrode Business Universiteit
