Vadertje Staat wordt door Urgenda flink opgejaagd en aan zijn woord gehouden.
Door Tom Berkhout
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 12, 18 december 2020
Politici kunnen wel goede sier willen maken met mooie duurzaamheidsverhalen, visionaire vergezichten en dichtgetimmerde klimaatverdragen en -akkoorden, maar de praktijk is vaak weerbarstig. Op 20 december 2019 werd duidelijk dat de Staat in 2020 – dit jaar dus – in ieder geval 25% minder broeikasgassen moest uitstoten dan in 1990. Hoewel we nog maar 100 km/uur op de snelweg mogen rijden en het corona-thuiswerken de mobiliteit enige tijd heeft ‘bevroren’, zien we dat die doelstellingen niet gehaald kunnen worden.
De grens tussen willen en kunnen, droom en daad, blijkt nog altijd moeilijk te passeren te zijn. Zo hebben de ondertekenaars van het Klimaatakkoord in 2019 afgesproken te streven naar een aardgasvrij gebouwde omgeving in 2050. Want (Russisch?) aardgas is zo slecht voor het milieu; veel erger dan houtgestookte centrales, zo wil men ons laten geloven. Terwijl in diverse landen aardgas juist wordt aanbevolen. Hoe het ook zij, in 2030 moeten zo’n 1,5 mln woningen en andere gebouwen verduurzaamd – lees: aardgasvrij – zijn. Dat dit bakken met geld gaat kosten, is wél zeker. Minder zeker is of het allemaal wel het gewenste effect heeft.
Gelukkig zijn er nog de wakkere onderzoekers van het Planbureau voor de Leefomgeving, die altijd lezenswaardige, nuchtere rapporten uitbrengen over actuele vastgoedonderwerpen. In augustus van dit jaar concludeerden ze dat zonder extra subsidies het verduurzamen van het eigenwoningbezit (57,2% van de woningvoorraad) financieel gezien voorlopig niet haalbaar is. Weinig huishoudens kunnen hun woning verduurzamen zonder hun totale woonlasten te verhogen. Tja, wie had dat nu verwacht? Maar goed, iemand moet het zeggen. Voor veel huishoudens geldt daarom dat afwachten de voordeligste, en daarmee ook de verstandigste optie is.
Verder betwijfelen de onderzoekers of verduurzamen in de toekomst als gevolg van innovaties en standaardisatie wel financieel aantrekkelijk wordt. Dan zouden de kosten nóg verder moeten dalen. Kortom, zonder aanvullend beleid (geld) wordt het echt moeilijk om het Klimaatakkoord ook handen en voeten te geven.
Ongetwijfeld zullen de bevindingen van het Planbureau ook het nodige betekenen voor woningbeleggers. De overheid denkt de woningcorporaties nog wel te kunnen bewegen om investeringen te doen. Die zien de bui dan al hangen voor hun 2,3 mln (29,1%) woningen, die voor een groot gedeelte sociaal verhuurd worden. Vermoedelijk zullen corporaties – koste wat kost – het goede voorbeeld moeten geven. Particuliere en commerciële verhuurders van woningen (13,3%) zien de bui al hangen: ‘Eerst maar eens afwachten wat de anderen doen.’ De kat uit de boom kijken kan wel eens de beste strategie op de korte en middellange termijn blijken te zijn.
Op hoofdlijnen volg ik ook de worsteling, of moet ik ‘martelgang’ zeggen, met het eeuwige voornemen (tegen beter weten in) om zoveel mogelijk wijken aardgasloos te maken. Ik krijg de indruk dat dit alles trekken aan een dood paard is, getuige de niet aflatende stroom Kamerbrieven die aan dit onderwerp gewijd wordt. In september presenteerde het Planbureau de Startanalyse aardgasvrije buurten 2020, met vijf strategieën om woningen en bedrijfsgebouwen aardgasvrij te verwarmen in 13.500 buurten. In november werd de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken aangaande 19 ‘proeftuinen’ (er waren er ooit al 27 aangewezen).
Het rapport klinkt optimistisch: iedereen is betrokken, blij en gelukkig: energiecoaches, buurt- en gebouwambassadeurs – wie en wat dat ook mogen zijn – welzijnsorganisaties. Om niet te spreken van bewonersinitiatieven, participatieplannen, energiecoöperaties, belanghebbenden, platforms en zo meer. Opvallend is de diversiteit aan technieken die men wil gaan toepassen, zoals aquathermie, geothermie, industriële restwarmte en mestvergisting. Nee, geen kernenergie.
Erg hard lijkt het allemaal niet te gaan met maar 46 proeftuinen. Toch lijkt de lokale aanpak op voorhand het beste om de lokale problematiek aan te pakken. Woningeigenaren (corporaties en particulieren) hebben als direct betrokkenen toch het beste zicht op wat mogelijk en wenselijk is. De overheid zou zich wat bescheidener kunnen opstellen, werkbare alternatieven moeten voorstellen en een (flink) stuk kunnen subsidiëren. Immers, opgeschreven is nog lang niet opgelost.
Prof. dr. T.M. Berkhout MRE MRICS is verbonden aan de Nyenrode Business Universiteit