De gemeente Midden-Groningen kan door met een bestemmingsplan voor het buitengebied, zo heeft de Raad van State beslist. De bezwaren van een vastgoedbedrijf en een Van der Valk Hotel zijn afgewezen.
De bezwaren gingen over het bestemmingsplan Buitengebied Midden-Groningen, dat in 2022 is aangepast. In het nieuwe plan zijn diverse verschillende bestemmingsplannen samengevoegd, die in de afgelopen jaren door de gemeenteraden van voormalige gemeenten zijn vastgesteld.
Een aantal grondeigenaren, een bedrijf, Van der Valk en Sappemeer Vastgoed stelden beroep in. De eigenaren van de aangrenzende percelen kwamen in verweer tegen de begrenzing van het bestemmingsplan. Een bepaald perceel, waar de gemeentegrens doorheen loopt, zou ook onder het plangebied moeten vallen, vinden zij. Maar dat hebben ze niet genoeg onderbouwd, zo oordeelt de Raad van State.
Zonnepark
Sappemeer Vastgoed is eigenaar van een aantal percelen en is het niet eens met de gebruiksmogelijkheden die binnen de bestemming Agrarisch – Cultuurgrond zijn voorzien. Het bedrijf wil namelijk een grootschalig zonnepark neerzetten en daarover al sinds 2017 met de gemeente in gesprek is. De percelen zijn in het zonneparkenbeleid van de gemeente al aangewezen als voorkeurslocatie. De gemeente kan nu niet wijzen naar de consoliderende aard van het bestemmingsplan om een streep te zetten door die plannen, vindt Sappemeer.
Maar de Raad van State vindt dat het bedrijf te laat is. Toen het bestemmingsplan werd vastgesteld, had Sappemeer nog geen concreet plan voor een grootschalig zonnepark voorgelegd waarmee de raad de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kon beoordelen. ‘Weliswaar heeft Sappemeer Vastgoed B.V. in haar zienswijze de wens geuit om een grootschalig zonnepark op de percelen te realiseren, maar dat is op zichzelf onvoldoende om van een concreet initiatief te spreken. Zo was het aantal van de zonnepanelen en de oppervlakte niet duidelijk.’
Dubbelbestemming terecht
Sappemeer vindt verder dat aan een perceel ten onrechte de dubbelbestemmingen Waarde - Landschap en Waarde - Archeologie 4 zijn toegekend, onder meer omdat de gronden zijn afgegraven voor zandwinning. Bij de archeologische bestemming moet voor werkzaamheden dieper dan 40 centimeter een omgevingsvergunning worden aangevraagd, bij de landschapsbestemming is afgraven, diepploegen, egaliseren en afschuiven van dekzandruggen niet toegestaan.
Maar de gemeente heeft geen fouten gemaakt, oordeelt de Raad van State. Onder meer omdat dekzandruggen niet meer waarneembaar zijn, hoeft nog geen ontheffing van het verbod op diepploegen te worden aangevraagd, en niet aannemelijk is dat gronden dieper dan 40 centimeter zijn bewerkt, zodat ook de arbcheologische bestemming niet onredelijk is.
Boerderij
Een bewoonster van een Oldambtster boerderij in Noordbroek heeft meer succes. Zij ziet zich door het plan beperkt in de bouwmogelijkheden. Haar plannen voor nieuwbouw, waarover afspraken zijn gemaakt, passen niet binnen het getekende bouwvlak. Dat erkent de gemeente, die inmiddels een aanpassing heeft gedaan.
De vrouw schiet mis met haar betoog dat de boerderij ten onrechte de aanduiding ‘karakteristiek’ en de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie – Karakteristiek heeft gekregen. De boerderij verkeert in zeer slechte staat en kan niet in de oude staat teruggebracht worden. De bouwkundige staat doet echter niet af aan de beeldbepalende waarde, oordeelt de Raad van State.
Van der Valk
Van der Valk is eigenaar van twee percelen met daarop een bedrijfswoning en een hotel. De onderneming vindt dat de gemeente geen rekening heeft gehouden met haar voorstel voor de herinrichting van het perceel met de bedrijfswoning. Dat voorstel is alleen te laat ingediend, ‘gelet op de omvang en de mogelijke ruimtelijke effecten van, onder andere, de gewenste paardenhouderij’. ‘Hierbij acht de Afdeling van belang dat de verplaatsing van de bedrijfswoning, gelet op het inrichtingsplan, niet los kan worden gezien van de overige door Van der Valk gewenste ontwikkelingen op het perceel. Dit betekent dat de raad de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het concrete initiatief niet heeft hoeven beoordelen in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan.’
Van der Valk doet tot slot nog een vergeefs beroep op het vertrouwensbeginsel. De burgemeester zou mondeling hebben toegezegd dat de bestemmingsregeling voor het hotel-perceel zoals die gold in 1992 in het bestemmingsplan zou worden opgenomen. Maar dat heeft Van der Valk niet genoeg onderbouwd.