Investeringen in studentenwoningen in 2020 fors gestegen

In 2019 werd er ruim € 160 mln in studentenhuisvesting geïnvesteerd. In 2020 is het totaal aan investeringen op € 345 mln uitgekomen, zo blijkt uit onderzoek van MVGM.

Beleggers zien, mede door de krappe marktomstandigheden en de relatief gunstige rendementen, volgens MVGM steeds meer mogelijkheden in de markt voor studentenhuisvesting. De krappe marktomstandigheden hebben geleid tot forse huurprijzen voor studentenwoningen zo blijkt uit de “Marktrapportage Studentenhuisvesting” van MVGM Vastgoedtaxaties. De gemiddelde vraagprijs voor een studentenkamer bedroeg begin 2021 circa € 520. De huurprijzen zijn het hoogst in de grote, populaire (studenten)steden, zoals Amsterdam. Hier wordt gemiddeld € 635 gevraagd voor een (kale) kamer of studio. De stad Enschede heeft de goedkoopste studentenwoningen. Hier is de gemiddelde huur slechts € 383 per maand. Daarnaast is er ook een groot verschil in de aanbieder van de kamer, studenten betalen bij (studenten)corporaties beduidend minder dan op de particuliere huurmarkt.

De studentenhuisvestingsmarkt kent krappe marktomstandigheden. De krapte op de markt komt niet alleen door een tekort aan studentenwoningen, maar ook door de krapte op de reguliere woningmarkt. “De doorstroming van studentenwoning naar starterswoning stokt door de grote vraag en het beperkte aanbod van starterswoningen”, aldus Frank Alberts, Director Housing Associations (Woningcorporaties) bij MVGM Vastgoedtaxaties.

Het aantal uitwonende studenten is de laatste jaren flink gestegen en zal in de toekomst waarschijnlijk verder stijgen. Meer (betaalbaar) aanbod is dus nodig, maar er zijn hobbels op de weg. Alberts: “Er is veel kapitaal beschikbaar, maar bij nieuwbouw is er veel concurrentie van reguliere woningontwikkelingen. Het vergroten van het aantal bouwlocaties voor studentenwoningen en het soepeler omgaan met de afgifte van omzettingsvergunningen kan helpen om het aanbod te vergroten. Daarnaast zou ook het rechttrekken van het verschil in huurtoeslag voor bewoners van zelfstandige en onzelfstandige eenheden aanbod vergrotend kunnen werken. De stichtingskosten van onzelfstandige eenheden zijn lager, de gemiddelde oppervlakte per eenheid is kleiner (inclusief gedeelde voorzieningen), maar de kamers zijn minder populair onder studenten en young professionals omdat de netto lasten vaak hoger zijn aangezien er geen mogelijkheid is voor huursubsidie zoals bij zelfstandige kamers.”

Beleggers ontwikkelen tegenwoordig zelf ook regelmatig nieuwe woonconcepten of sluiten zich aan bij bestaande concepten. Het gaat meestal om zogenaamde “living-as-a-service” concepten die zich aan de bovenkant van de markt bevinden. Er wordt een groter woongenot en woongemak aan bewoners aangeboden, die daar bereid zijn meer voor te betalen. Door een merk en community te creëren worden deze concepten aantrekkelijk gemaakt voor studenten, maar ook voor starters. De grenzen tussen woonconcepten voor studenten en starters zijn namelijk aan het vervagen. Regelmatig zijn hier ook geen campuscontracten van toepassing- slechts bij aanvang van de huur wordt getoetst of de aspirant huurder studeert-, waardoor studenten na het afstuderen kunnen blijven wonen. Voor studenten en starters is dit een uitkomst omdat de doorstroming naar de reguliere woningmarkt momenteel problematisch is. Voor beleggers betekent dit een grotere doelgroep en dus ook een betere verhuurbaarheid van de woningen.