Steven van Weyenberg (52) was minister van Financiën (demissionair, tot juli 2024), en is nu wethouder Woningbouw en Stedelijke Ontwikkeling in Amsterdam (sinds mei 2025).
Wat trok je aan het Amsterdamse wethouderschap, na verschillende functies in de landelijke politiek?
‘Ik vind hier een snoeptrommel met mooie dossiers. Door een trieste aanleiding, mijn voorganger Reinier van Dantzig werd ziek, heb ik de kans om een bijdrage te leveren aan hét thema van de naderende verkiezingen. De woningnood is groot. In Amsterdam willen we nog meer dan 100.000 woningen bouwen, terwijl we woekeren met de ruimte. Voor elke plek zijn er tien goede ideeën. Maar ik houd van het oplossen van ingewikkelde puzzels. En ik word vrolijk van de mooie projecten die al lopen.’
Vastgoed is een nieuw terrein?
‘Relatief nieuw, al kan ik voortbouwen op eerdere ervaringen. Zo was ik als staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat betrokken bij plannen voor de verlenging van de Noord–Zuidlijn richting Hoofddorp. Gaan die toch niet door, dan heeft dat invloed op de ontwikkeling van stadswijken. Ook heb ik destijds gepleit voor strengere milieuwetgeving voor Tata Steel. Nu voer ik discussies met een kunstmestfabriek die te veel zoutzuur uitstoot. Ik begon warm te lopen voor stedelijke ontwikkeling toen ik in 2022 informateur was van het nieuwe college in Utrecht. Een fascinerende wereld, met een gigantisch maatschappelijk belang.’
Je blijft aan tot de benoeming van het nieuwe college, ongeveer halverwege volgend jaar. Kun je in die beperkte periode wel genoeg doen?
‘In een jaar kun je voor veel doorbraken zorgen. Ik ben het gewend om op redelijk nieuwe beleidsterreinen in te springen. Naast demissionair minister ben ik twee keer demissionair staatssecretaris geweest. Er zijn dan zoveel mensen om je heen met verstand van zaken, dat je snel op vlieghoogte komt. Een frisse blik kan heel goed werken om nét dat extra duwtje te geven dat nodig is om een knoop door te hakken. Zo hebben we onlangs de laatste klap gegeven op de ontwikkeling van woonwijk De Nieuwe Kern in Ouder-Amstel, waar 6200 woningen komen.’
Je klinkt enthousiast; waarom is het geen optie om langer aan te blijven?
‘Dan zou ik naar Amsterdam moeten verhuizen, en dat gaat niet. Ik heb mijn vrouw beloofd dat we als gezin niet voor de politiek weggaan uit onze woonplaats Den Haag. Maar ik heb zeker een band met de stad. Als je zoals ik opgroeit in Noord-Friesland, is Amsterdam een grote magneet. Ik heb hier gestudeerd en gewoond in Nieuw-West. Toen ik een baan kreeg bij het ministerie van Economische Zaken heb ik nog bijna tien jaar geforensd naar Den Haag.’
En nu pendel je dus weer elke dag tussen Den Haag en Amsterdam?
‘Zowat elke dag. Ik werk ook wel eens thuis, zeker als ik die dag een afspraak heb op een ministerie. Als Kamerlid heb ik in coronatijd nog een wet geïnitieerd over het recht op thuiswerken. Practise what you preach. Maar ik ga toch het liefst live in gesprek met mensen, dus de meeste werkdagen ben ik in Amsterdam. Soms slaap ik er een nachtje.’
In een pied-à-terre?
‘Nee, in een hotelletje. In deze krappe woningmarkt wil ik geen appartement uit de markt halen.’
Ervaar je een groot verschil tussen ‘Den Haag’ en de gemeentepolitiek?
‘De dingen waaraan ik nu werk, zijn zo tastbaar. Dat is het grote verschil met de landelijke politiek, al heeft die natuurlijk ook grote invloed op de levens van mensen. Als minister van Financiën was ik vooral bezig met getallen met heel veel nullen; hier kom ik op straat en zie ik voor mijn ogen hoe de stad zich ontwikkelt.’
Ben je nu definitief gewonnen voor het lokale werk?
‘Dat zie ik straks wel, nu focus ik me op Amsterdam. Ik ben de politiek ingegaan om mensen een stem te geven die langs de kant staan, bijvoorbeeld doordat ze geen werk hebben of geen huis kunnen vinden. Er zijn zóveel mogelijkheden om een maatschappelijke bijdrage te leveren, er komt wel weer iets nieuws.’
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 9, 26 september 2025