Niet alleen de bouw en renovatie van commercieel vastgoed heeft te maken met belemmeringen op het vlak van financiering en regeltgeving. Ook het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft steeds meer moeite om haar productiedoelen te halen, zo blijkt uit het rapport "Stand van de Uitvoering 2025" van het RVB.
‘Samen met opdrachtgevers, zoals Defensie en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), werken we aan de dagelijkse instandhouding en aan grote vernieuwingsopgaven van ons vastgoed', aldus directeur-generaal Yvonne van der Brugge-Wolring. 'Om aan de grote vraag te voldoen moet de productie van het RVB binnen vijf jaar verdubbelen. Hier werken we hard aan. Ik vind het belangrijk dat we hierover open communiceren.’
Complexer
In de “Stand van de Uitvoering 2025” geeft het RVB inzicht in wat de dagelijkse uitdagingen zijn. De opdrachten voor het RBV groeien qua omvang en ze worden steeds complexer.
Onvoldoende middelen
Daarnaast stellen opdrachtgevers soms onvoldoende middelen beschikbaar om de noodzakelijke werkzaamheden uit te kunnen voeren. Van der Brugge-Wolring: ‘Om het vastgoed van Dienst Justitiële Inrichtingen veilig en leefbaar te houden, hebben we voldoende middelen voor beheer, onderhoud, grootschalige renovatie en nieuwbouw nodig. Samen met DJI hebben we gewerkt aan een claim voor de Voorjaarsnota. Helaas is er niet voldoende financiering voor gekomen.’
Netcongestie
Het toenemende aantal opdrachten vraagt van het RVB om de productie te verhogen. Net als bij andere vastgoedeigenaren wordt dit wordt bemoeilijkt door meerdere factoren, zoals vertraagde (natuur)vergunningsprocedures, netcongestie, onvoldoende beschikbaarheid van materialen en grondstoffen én stijgende kosten. Daarnaast heeft de organisatie ook last van de krappe arbeidsmarkt. Van der Brugge-Wolring: ‘Maar natuurlijk kijken we niet alleen naar beleidsdepartementen voor oplossingen. We proberen zelf ook een bijdrage te leveren. Bij het bouwproject Mandemaat 3 in Assen bouwen we op een bijna emissie-vrije bouwplaats met circulaire bouwmaterialen. De lessen die we tijdens de bouw leren nemen we mee in volgende projecten en delen we met beleidsdepartementen en de markt.’