IVBN: Uitblijven van investeringen en ontbrekend toekomstperspectief oorzaken problemen V&D

De negatieve ontwikkelingen rond V&D laten zien dat er zeer grote veranderingen en aanpassingen in de retail plaatsvinden. Maar de omzetontwikkeling is en blijft de primaire opgave van de retailondernemer, zo zegt de IVBN.

De negatieve ontwikkelingen rond V&D laten zien dat er zeer grote veranderingen en aanpassingen in de retail plaatsvinden. Maar de omzetontwikkeling is en blijft de primaire opgave van de retailondernemer, zo zegt de IVBN.

De consument kiest wáár, hoe en bij wie hij of zij winkelt en beslist daarmee over de toekomst van winkelketens én winkelgebieden. De casus V&D laat zien dat uitblijvende investeringen door de eigenaar in de formule en de winkelinrichting grote risico’s voor de continuïteit van de bedrijfsvoering opleveren. De omzetontwikkeling is en blijft immers de primaire opgave van de retailondernemer.

Te lage omzet voor V&D
Niet de kosten van vastgoed, financiering of personeel zijn het probleem, maar een omzet die veel lager is dan andere grote retailers per m2 weten te realiseren, zo zegt de IVBN, de belangenvereniging voor vastgoedbeleggers. V&D heeft met haar lage omzet de kritische grens bereikt, waarbij ze uit de gedaalde omzet de vaste lasten niet meer kunnen betalen.

Alle professioneel bij de retail betrokken partijen onderkennen dat er sprake is van een “herordening” in de retail en dat het noodzakelijk is daarbij tot samenwerking te komen tussen retail, vastgoed en overheden. Het verschil tussen sterke en zwakke winkelgebieden, maar ook tussen sterke en zwakke retailers, wordt steeds zichtbaarder.

Bij teruglopende omzet moet de retailondernemer een toekomstperspectief schetsen en vernieuwen door te investeren. Hij zal tijdig bij moeten te sturen, ook wat betreft locaties en aantallen winkels en daarover tijdig overleg moeten voeren met de vastgoedondernemers en de financierende bank. Dit ver voordat een mogelijk faillissement zich aandient en partijen loodrecht tegenover elkaar komen te staan.

Geen geloofwaardig toekomstperspectief
Bij de casus V&D lijkt het aan een geloofwaardig toekomstperspectief te ontbreken en wil de eigenaar van V&D onvoldoende investeren. Als dan ook de financierende banken de kredietverlening gaan beperken, kan het niet zo zijn de eigenaren van V&D éénzijdig huurverlaging afdwingen of het personeel om een offer vragen om simpelweg tijd te winnen.

Uit de V&D casus blijkt dat er nadrukkelijk vanuit vastgoedondernemers concrete voorstellen zijn gedaan om V&D te helpen, bijvoorbeeld door de huur van bepaalde vestigingen te willen beëindigen, in andere vestigingen meters te willen terugnemen, door het overnemen van huurcontracten met onderhuurders, bepaalde huurverlagingen te accepteren, investeringsbijdragen te geven etc.

Minder prominente locaties voor V&D
Maar het kan niet zo zijn dat V&D op prominente locaties blijft (tegen een relatief lage huur) als andere retailers op die plekken beter in staat zouden zijn om klanten te trekken, wat óók ten goede komt aan het hele winkelgebied. V&D zal de tering naar de nering moeten zetten, ook als dat betekent minder vestigingen en/of minder prominente locaties.

Dialoog met sector
IVBN en haar leden zoeken voortdurend de dialoog met de retail en met overheden. Vandaar dat vastgoedpartijen de Retailagenda van de minister van EZ een goed initiatief vinden. Winkellocatiebeleid via de ruimtelijke ordening is een uiterst belangrijk dossier, waar vastgoed en retail elkaar goed hebben gevonden en samen optrekken.

Vanuit het vastgoed is ook het dossier huurwetgeving op de gezamenlijke agenda gezet, omdat verbetering van het huurrecht noodzakelijk is om te komen tot meer maatwerk en flexibiliteit (in huurtermijnen en huurprijzen), tot bescherming van wederzijdse investeringen en tot meer sturing op succesvolle winkelgebieden. Uiteindelijk gaat het er immers om via investeringen en vernieuwing te komen tot aantrekkelijke winkelgebieden, waar de consument graag komt.