Woonminister De Jonge hoopt 30.000 voorziene woningen alsnog te redden met zijn startbouwimpuls. Tegelijkertijd moeten we volgens hem meer het debat voeren over nimby-gedrag van omwonenden die voor vertraging zorgen.
Hugo de Jonge gaf opnieuw als woonminister acte de présence bij Dag van de Projectontwikkeling. Hij blikte allereerst terug op zijn vorige optreden, precies een jaar geleden in ook toen de Fokker Terminal in Den Haag. 'We bouwen te weinig en te duur. Dat is de reden voor de woningnood. De insteek was een jaar geleden om de regie te hernemen, al merk ik nu ook dat bij een enkele gemeente, provincie maar ook bij de mensen hier in de zaal dat het enthousiasme wat afneemt. Regie betekent soms ook dat partijen soms minder ruimte krijgen. Maar het algemene belang is dat het ons lukt om de volkhuisvestelijke opdracht in te vullen.'
Die opdracht is een jaar na Hugo's eerste optreden voor de ontwikkelaars nog veel groter, terwijl het gesternte waaronder dat moet veel slechter is. 'Dat heeft ook te maken met gebrek aan grip op migratie. Ook die opdracht wordt groter. Daarnaast is de rente heel snel gestegen, terwijl de huizenprijzen niet navenant zijn gedaald, zeker niet bij nieuwbouw.'
De Jonge stelt vast dat projecten nu stokken, waar in 2022 nog 90.000 woningen werden toegevoegd. 'Dat was meer dan voorzien. Maar tegelijkertijd is er nog een wereld te winnen om het uiteindelijke doel te halen. Er komt een dip aan. Het beste is om die zo klein en kort mogelijk te houden.'
Hij hoopt dat de markt zich zo snel mogelijk aanpast aan de nieuwe marktomstandigheden. Er moet zo snel mogelijk worden gebouwd wat er al is vergund en er moet zo snel mogelijk vergund wat op kort termijn ontwikkeld kan worden.
Daarom kwam De Jonge recent met een nieuw potje van 250 miljoen euro om ieder geval de projecten die al vergund zijn snel vlot te trekken. Het gaat daarbij om projecten die binnen 12 maanden moeten starten, waarmee tot 30.000 geplande woningen van een langdurige vertraging kunnen worden gered. Het leidt bij de minister ook tot twijfel. Want want als ontwikkelaars met het potje in het achterhoofd niet gaan versoberen of indikken? 'Het kan niet zo zijn dat de overheid businesscases gaat dichtleggen. Bovendien geldt ook: hoe meer strooppotten hoe langer het wennen aan de nieuwe realiteit gaat duren. Het is eerste doel is projecten die voor de poort staan een duwtje te geven. Het tweede is locaties beschikbaar maken.'
Hoewel er volgens De Jonge slagen worden gemaakt bij de uitwerking van de Regionale Woondeals zijn er nog niet voor alle toezegde aantallen locaties om te beginnen. Of het gaat om locaties die "moeilijk" zijn. 'Wat we nodig hebben is dat er overleg wordt gevoerd tussen markt, overheid en corporaties. Welke locaties gaan naar achteren, welke naar voren. Eerlijk zijn naar elkaar. Hoe kan het wel en snel. Niemand kan nu zeggen "maar jouw kant van de boot is lek". Er moeten bondgenotenschappen onstaan. Daarbij moet je ook de durf hebben om een discussie te beslechten, bijvoorbeeld ten aanzien van bouwen in de Gnephoek.'
Hij zegt zich bewust te zijn van de de lange duur die aan projectontwikkeling is verbonden. 'Heel veel tijd gaat verloren aan planvorming. Je hebt te maken met doorlopend nieuwe eisen, een nieuwe gemeenteraad, participatietrajecten, een wissel van economisch gesternte.' Om die lange periode van onzekerheid voor ontwikkelaars in te korten wil De Jonge in ieder geval af van de beroepsprocedure bij de Raad van State. 'De rechtsbescherming is totaal uit balans in ons land. Recht op uitzicht lijkt wel belangrijker dan recht op een woning, terwijl dat notabene in onze grondwet staat. We moeten af van die verjaardagen waarop iemand trots vertelt dat hij een woontoren heeft weten tegen te houden. Het zou schaamte op moet leveren. Dat discours moet echt gevoerd worden.'
Toch is hij niet somber gestemd. 'We hebben echt voor hetere vuren gestaan. We've been there. Met meer regie en meer tempo kunnen we meer betaalbare woningen bouwen. Als overheid moeten we samen met provincies, gemeenten, corporaties en ontwikkelaars een antwoord geven op de vragen hoe kan het wel en hoe kan het snel?'