VOORBURG - De IVBN heeft een klacht ingediend bij de NMa, zij beschuldigt de woning corporaties van concurrentie vervalsing. Volgens de IVBN voeren woningcorporaties nog steeds géén gescheiden administratie, wat in strijd is met artikel 25b van de Mededingingswet. Volgens die wet moeten corporaties de lasten en baten van de door hen met staatssteun uitgevoerde Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) op adequate wijze scheiden van de baten en lasten van hun andere activiteiten.
VOORBURG - De IVBN heeft een klacht ingediend bij de NMa, zij beschuldigt de woning corporaties van concurrentie vervalsing. Volgens de IVBN voeren woningcorporaties nog steeds géén gescheiden administratie, wat in strijd is met artikel 25b van de Mededingingswet. Volgens die wet moeten corporaties de lasten en baten van de door hen met staatssteun uitgevoerde Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) op adequate wijze scheiden van de baten en lasten van hun andere activiteiten.
IVBN heeft de NMa gevraagd in het kader van de Mededingingswet handhavend op te treden tegen de Nederlandse woningbouwcorporaties. Deze verplichting geldt immers al vanaf 2002, terwijl de politiek nog steeds debatteert óf, en zo ja, hoe een scheiding zou moeten worden doorgevoerd en hoe het toezicht daarop zou moeten worden georganiseerd.
IVBN vindt een juridische splitsing van de activiteiten van een corporatie, met een adequaat en inhoudelijk toezicht, dringend noodzakelijk en niet langer meer uit te stellen. Het probleem wordt steeds urgenter omdat de politiek aan de ene kant corporaties een aanzienlijk ruimere doelgroep en opdracht wil geven en aan de andere kant de marktmogelijkheden voor woningbeleggers door het nieuwe huurbeleid en een huurheffing verder inperkt.
Het kernprobleem is dat corporaties in toenemende mate met de markt concurrerende activiteiten uitvoeren, zoals de ontwikkeling en het beheer van dure huurwoningen (boven de € 500 huur per maand), koop-woningen, commercieel vastgoed en allerlei andere activiteiten, terwijl er nog lang géén gelijk speelveld is. Corporaties beschikken ten behoeve van hun sociale en maatschappelijke kernactiviteiten over een ruime overmaat aan maatschappelijk bestemd vermogen én over verschillende andere vormen van staatssteun. Corporaties kunnen in het marktsegment van huurwoningen boven de € 500 huur per maand onder meer vanwege de staatssteun en hun maatschappelijk vermogen (met een veel lagere of zelfs geen rendementseis) aanzienlijk lagere huurprijzen hanteren dan marktpartijen voor dezelfde huurwoningen.
Het probleem is dus niet dat corporaties over staatssteun beschikken en inzetten voor hun oorspronkelijke doelgroep van beleid, namelijk inkomens tot circa € 25.000 die voor huurtoeslag in aanmerking komen en die op betaalbare huurwoningen zijn aangewezen. Het probleem is wél dat corporaties met diezelfde staatssteun óók met de markt concurrerende activiteiten ontwikkelen. De corporaties richten zich daarmee ver buiten hun oorspronkelijke doelgroep. De politiek lijkt bereid corporaties een veel ruimere doelgroep toe te kennen (tot € 33.000 of hoger als dat lokaal wenselijk wordt geacht) en staatssteun van toepassing te laten blijven op vrijwel het gehele corporatiebezit, alsmede op toekomstig door corporaties te ontwikkelen maatschappelijk vastgoed (scholen, ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingscentra, wijkcentra)
De Europese Commissie doet momenteel al onderzoek naar de staatssteun aan corporaties vanuit de borging door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW), de (project- en eventuele sanerings-)steun van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV), de goedkope financiering van sectorale banken als de BNG en Waterschapsbank en de vrijstelling van vennootschapsbelasting. IVBN heeft al eerder bij de Europese Commissie aangegeven dat ook het overmaat aan (door de brutering opgebouwd) vermogen tot de staatssteun behoort, net als de (financiële) steun en preferente behandeling van corporaties door gemeenten, bijvoorbeeld bij de toekenning van grond en bouwlocaties.