Het belang van de inwoners van het Brabantse Moerdijk wordt straks wellicht met één pennenstreek terzijde geschoven ten faveure van een nieuw bedrijventerrein. In Zuid-Holland kan bij de afweging van belangen bij ruimtelijke ordening vanaf nu gebruik worden gemaakt van een inventarisatietool die functies op de meest kansrijke locaties plaatst.
De provincie Zuid-Holland presenteerde tijdens het event Yimby’s van de toekomst een inventarisatietool die functies op de meest kansrijke locaties plaatst. De provincie had onderzoek laten doen naar de wijze waarop inwoners, beleidsmakers en ontwerpers samen kunnen werken aan complexe ruimtelijke opgaven zonder vast te lopen in tegenstellingen. Daarmee wil Zuid-Holland de good old nimby (not in my backyard) veranderen in een yimby: yes in my backyard.
De timing van de initiatiefnemers had niet beter kunnen zijn. Op dit moment maakt de voorgenomen sloop van het dorp Moerdijk de tongen behoorlijk los. Hoewel de provincie en het Rijk er nog hun zegje over moeten doen, heeft de lokale politiek (B&W én de raad) van de gelijknamige gemeente al ingestemd met de opheffing van het dorp. Dat zou nodig zijn om ruimte te maken voor Power Port, dat van industriegebied Moerdijk een belangrijke hub moet maken voor de energietransitie.
Uitkopen voor 100%
Wellicht geschrokken door de commotie kwam minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) onlangs met de toezegging dat de bewoners zullen worden uitgekocht voor 100% van de taxatiewaarde van hun woningen, waar vermoedelijk nu een stuk minder vraag naar zal zijn. Een petitie om Moerdijk te behouden is inmiddels al bijna 8000 keer ondertekend, ruim 6,5 keer zoveel als het dorp aan inwoners telt.
De uitdagingen en daarmee de belangenafwegingen zijn nog een heel stuk groter in Zuid-Holland, met afstand de drukste provincie van het land. ‘Er liggen heel veel opgaven’, aldus Mariana Faver, senior beleidsmaker bij de provincie. ‘Het wordt drukker, maar kan het ook leuker? Dat is niet simpel, maar de vraag is wat we kunnen leren van bestaande voorbeelden, niet alleen bij circulariteit en energie, maar ook bij andere opgaven.’
Ontwerpkracht
Voor alle betrokkenen is het duidelijk dat de grote ruimtelijke opgaven rechtstreeks ingrijpen in het leven van inwoners. Daarbij zijn er handelingsperspectieven: het maatschappelijk belang van de transitie versus het belang van de inwoner. ‘Je moet veel belangen verenigen’, vertelt Robert Tekke, opdrachtgever circulaire transitie bij de provincie. ‘De kracht van ontwerpen is belangrijk. Bij de circulaire transitie heb je het over grote industrieën, fabrieken waarvan iedereen onderschrijft dat we ze nodig hebben. Vanuit die gedachte kun je al aan de voorkant kijken hoe je elkaar kunt helpen.’
Wouter Vanstiphout van Crimson Historians and Urbanists ging daarna in op de rol van de nimby bij de duurzaamheidstransitie in Zuid-Holland. Van de hand van Crimson verscheen eerder dit jaar een essay waarin de relatie tussen overheid en burger bij grote ruimtelijke ingrepen in historisch perspectief wordt geplaatst.
Herkomst nimby
Het woord nimby werd volgens Vanstiphout voor het eerst gebruikt in 1979, toen de Nationale Commissie Kernenergie in de Verenigde Staten naar aanleiding van een ongeluk met een kerncentrale in de staat Pennsylvania constateerde dat er een eind moest komen aan het Not In My Backyard Syndrome. ‘Er werd heel duidelijk een muur opgetrokken tussen het collectieve belang en het individuele belang.’
Lees ook: Havenplan 2000+: Hoe een megalomaan plan in een bureaula belandde
In Nederland, en in Zuid-Holland in het bijzonder, is de balans tussen de belangen van burgers en bedrijven in de loop van de geschiedenis een aantal keer omgeslagen. Terwijl er in de periode 1900–1940 überhaupt niet werd gepraat over omgevingsfactoren, was er vanaf 1940 tot 1970 er sprake van geplande groei. ‘Wonen, werken en vervoer werden zorgvuldig gepositioneerd, top-down en in het publieke belang’, aldus Vanstiphout. ‘Individuele belangen werden even ondergeschikt gemaakt aan industrieontwikkeling. In die periode vond niet toevallig ook de invoering van de AOW plaats, waardoor ook ouderen zeker waren van een minimuminkomen. Er was sprake van een integrale belangenafweging.’
Pseudo-participatie
Die raakte volgens Vanstiphout in de decennia daarna een beetje uit beeld. In de jaren ’70 was er vooral protest tegen de industrie en werden wonen, werken en vervoer zoveel mogelijk uit elkaar gehouden. In de laatste decennia van de vorige eeuw deed het neo-liberalisme zijn intrede en werd er getracht om ruimtelijke eisen zoveel mogelijk te stapelen en te begraven. Dergelijke ‘oplossingen’ waren in de eerste decennia van de huidige eeuw niet meer mogelijk, door een toenemende juridisering van de verhouding tussen burgers en overheid. Diezelfde overheid trekt zich steeds meer terug uit de ruimtelijke ontwikkeling en fenomenen als camouflage, greenwashing en pseudo-participatie zijn schering en inslag.
Anno 2025 zijn we volgens hem beland in een impasse tussen overheden, markt en maatschappij. ‘Je ziet een enorme polarisering en politisering van de verschillende ruimtelijke eisen. Er is tegelijkertijd ook een groeiende herwaardering van de noodzaak van de publieke zaak en de rol van de overheid.’ Het debat over het collectieve belang moet wat Vanstiphout betreft niet verworden tot een vrijbrief om ruimtelijke ontwikkeling er doorheen te drukken. ‘Je kunt heel goed ook het belang van bewoners gebruiken door het belang van ruimtelijke ontwikkeling op een andere manier te gebruiken. Bijvoorbeeld door als gemeente te investeren in isolatie. Polarisatie is niet per se slecht. Individuele bezwaren zijn vaak wel zuiver.’
Roze strik
Stedelijk ontwerper Jens Jorritsma bedacht zeven strategieën voor gemeenten om van een nimby een yimby (yes in my backyard te maken). Bijvoorbeeld door te kiezen voor een roze strik, een cadeautje voor bewoners in de vorm van een maatschappelijke toevoeging. Zo werd er in het Deense Kopenhagen gekozen voor een restwarmtestation met een skipiste. De Ceuvel in Amsterdam, de transformatie van een vervuild industrieterrein als gemeenschapsproject, geldt als een voorbeeld van de strategie ‘trots eigenaarschap’. Als er geen lokkertjes zijn voor bewoners is er altijd nog de good old top-down strategie, zoals bij het creëren van ruimte voor de rivieren in ons land.
Onderzoekers van het Erasmus Center for Urban, Port and Transport Economics onder aanvoering van Merten Nefs brachten 2400 Zuid-Hollandse gebieden in kaart aan de hand van elf types gebieden op basis van ruimtelijke, planologische en sociale indicatoren. Het levert gebiedsomschrijvingen op variërend van ‘Groene woonomgeving met royale ruimte en portemonnee’ tot ‘Zwaar industrieel gebied met hoge milieudruk’. Daarmee kunnen de strategieën van Jorritsma gekoppeld worden aan een plek en kan op voorhand worden gekeken welke potentiële vestigingslocaties het meest kansrijk zijn.
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 12, 12 december 2025
