De grootste verduurzamingskansen binnen de Nederlandse industrie liggen niet in het vastgoed, maar in de proces gebonden installaties. Dat concludeert Troostwijk op basis van onderzoeksrapport ‘Industrieel Vastgoed: De duurzame uitdaging’.
De industrie is verantwoordelijk voor 33% van de nationale CO2-uitstoot, maar slechts 5% van het energiegebruik komt voort uit gebouwen, stelt Troostwijk. Installaties en productieprocessen zorgen voor de overige 95% van het verbruik. Volgens Sybe Nijboer, Senior Research Consultant bij Troostwijk, wordt bij verduurzaming echter vaak eerst aan gebouwen gedacht. ‘Dat is begrijpelijk omdat vastgoed 40% van de totale CO2-uitstoot in Nederland vertegenwoordigt. Maar binnen de industrie levert verduurzaming van installaties een veel grotere bijdrage aan het realiseren van klimaatdoelen.’
Installaties bepalen waarde
Installaties en machines vertegenwoordigen bovendien veruit het grootste deel van de waarde van industriële assets. Zo’n 85% van de totale assetwaarde komt voort uit deze componenten. ‘Technologische ontwikkeling en duurzame investeringen in installaties zijn direct van invloed op de waarde van een bedrijf’, licht Remko den Hartog, associate bij Troostwijk, toe.
Bedrijven die hun productie elektrificeren of overstappen op waterstof blijven aantrekkelijk voor financiers en verzekeraars, geeft Troostwijk aan. ‘Ondernemingen die achterblijven riskeren juist versneld waardeverlies en hogere premies’.
Robuust beleidskader
Uit het onderzoek blijkt dat technologische flexibiliteit, zoals elektrificatie, digitalisering en het hergebruik van restwarmte, een groeiende rol speelt bij de waardering van industriële assets. Deze innovaties vragen echter omvangrijke investeringen en een stabiel energie- en CO2-netwerk.
Troostwijk benadrukt dat een robuust beleidskader vanuit de overheid essentieel is om investeringen op gang te brengen. ‘De toekomst van de industrie staat of valt met samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en financiers’, zegt Nijboer. ‘Verduurzaming is noodzakelijk, maar biedt tegelijkertijd grote kansen voor waardecreatie, werkgelegenheid en het versterken van de concurrentiekracht.’
