Piet Hein van Muliggen (CBS): ‘Thuiswerken geen gamechanger’

Kantoorbeleggers vechten tegen een negatief sentiment. Corona zou de vraag naar kantoormetrages decimeren. In de praktijk gebeurt er juist opvallend weinig met de vraag naar kantoren, betoogt hoofdredacteur Wabe van Enk.

Door Wabe van Enk
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 7, 16 juli 2021

Dagelijks berichten media over bedrijven die hun kantoormetrages zouden willen verminderen. Het lijkt logisch. De kantoren staan zelfs na de lockdown nog overwegend leeg. Door corona is het thuiswerken ontdekt en dat gaat nooit meer weg, wordt er beweerd. Wie wil er nu weer aanschuiven in de file of samenscholen bij de lift?

Verhelderend
In werkelijkheid zitten oorzaak en gevolg iets anders in elkaar. Verhelderend daarbij is het onderzoek van CBS-hoofdeconoom Piet Hein van Muliggen, die samen met Matthieu Zuidema (Kadaster) en Frank Verwoerd (Colliers) onlangs host was van een vastgoedbijeenkomst met uiteraard vooral veel cijfers.
Laat ik vooraf bekennen dat ik een grote fan ben van Van Muliggen. Dat is niet vanzelfsprekend. Hoofdeconomen en zeker die van het CBS hebben zelden een grote schare bewonderaars. Van Mulligen schreef vorig jaar het boek ‘Met ons gaat het nog altijd goed: 8 sombere mythes over Nederland ontrafeld’. Dat boek is fantastisch om gezelschappen die somberen over de tweedeling in Nederland op te beuren. Nu ontrafelt Van Muliggen met cijfers het idee van een hopeloze kantorenmarkt.

Niet voor iedereen
Hij begint met een nuance. In de meeste beroepen van niveau 1 en 2 – met de helft van de werknemers – was thuiswerken vorig jaar niet of nauwelijks mogelijk. Respectievelijk 4% en 16% had daartoe naar eigen zeggen de mogelijkheid. Het gaat dan bijvoorbeeld om technische beroepen als timmerman en loodgieter, dienstverlenende beroepen (zoals kapper, schoonmaker en barkeeper) en beroepen in transport en logistiek (denk aan chauffeurs, laders en lossers, maar ook vakkenvullers). Ruim 7 van de 10 werknemers met het hoogste beroepsniveau zei de mogelijkheid te hebben om thuis te werken. In zorgberoepen zijn daar echter ook op een hoger beroepsniveau relatief weinig mogelijkheden voor.
Van Muliggen. becijfert dat 6,5 mln Nederlanders daadwerkelijk aan werk zijn, waarvan 1 op de 5 werknemers zei in de voorafgaande week werk mee naar huis te hebben genomen. Eerder schommelde dit aandeel tussen de 10 en 15%. Gemiddeld werkten ze 23 uur per week thuis bij een totale arbeidsduur van gemiddeld 34 uur per week. Hiervan waren 19 uren betaalde arbeidsuren. Dit is nieuw onderzoek, omdat het CBS vroeger globaal vroeg of mensen doorgaans of wel eens thuis werkten.

Geruststellende conclusie
De conclusie van Van Muliggen is dat er in Nederland slechts beperkt thuis gewerkt kan worden en dat er, waar dat wel kan, geen significante veranderingen zijn te verwachten. Nederland kiest niet voor het model Morgan Stanley, ‘thuiswerken = lager salaris’, maar ook niet voor een model om mensen naar huis te sturen. ‘Thuiswerken is geen gamechanger’, is de meest logische, maar voor kantooreigenaren ook geruststellende conclusie van Van Muliggen.
Zou thuiswerken wel een gamechanger zijn, dan zou dat inmiddels ook moeten terugkomen in de prijsindexcijfers van kantoren. Ten opzichte van het dieptepunt in 2014 staat de index voor kantoren nu op 140. Die index is substantieel beter dan van winkels (110), maar wel slechter dan van huurwoningen (170).
Van Mulligen is ook blij met het kabinetsbeleid, dat zorgde voor weinig faillissementen en werkloosheid. Alleen daar is wel een wolkje: de staatschuld. Van Mulligen: ‘Deze schuld is groot genoeg om voor zichzelf te zorgen.’ Een mooi antwoord, maar pedagogisch gezien niet het juiste antwoord voor verkwistende kinderen.

Laatste nieuws

Evenementen