Volgens ING maakt de jongere generatie (GenZ) zich het meest zorgen hun woonsituatie in de komende jaren, al zijn ook babyboomers pessimistisch over het straks kunnen vinden van een geschikte woning.
ING deed in het periodieke Woonbericht onderzoek naar de verschillende generaties op de woningmarkt. Daaruit blijkt dat voor het eerst sinds de jaren 50 het vertrouwen om toe te treden tot de huizenmarkt bij een jongere generatie daalt. GenZ (volgens ING de groep 18- tot 28-jarigen) verwacht in de toekomst concessies te moeten doen en leunt vaker op financiële steun van familie om een huis te kopen.
Eigen huis is status
Alle generaties vinden het belangrijk om zelf een woning te bezitten, maar met name bij de jongere generaties speelt status daarbij een grote rol, terwijl dat bij babyboomers (60-plussers) nauwelijks een drijfveer was. ‘Babyboomers kochten een woning omdat het financieel verstandig was en werden niet opgevoed met het idee dat het bezitten van een woning belangrijk was. Hun ouders hadden meestal geen eigen koopwoning.’
Volgens Wim Flikweert, manager Wonen bij ING, doorbreekt GenZ de trend dat woningbezit na de Tweede Wereldoorlog steeds normaler is geworden. ‘Terwijl de druk toeneemt, want zonder eigen woning worden ze gezien als achterblijvers. Daarmee raakt het hun status.’
Betaalbaarheid en beschikbaarheid
Volgens het Woonbericht geven huizenbezitters tot 43 jaar het vaakst aan offers te hebben gebracht om een huis te kunnen kopen. Wat die offers dan zijn, licht ING niet toe. Van de woningbezitters maakte de GenZ’er zich het meeste zorgen of het die woning ooit zou kunnen betalen (56%), gevolgd door de millennials (55%), GenX (37%) en de babyboomers (31%). Ook maakte een meerderheid van GenZ en de millennials zich voor hun woningaankoop zorgen of ze ooit wel een geschikte woning zouden kunnen vinden. ‘Opvallend is dat zowel veel babyboomers als GenZ’ers aangeven dat het in hun tijd een uitdaging was om een huis te kopen. Daar zie je een enigszins wrange parallel tussen de naoorlogse generatie en de huidige’, aldus Flikweert.
Driekwart jongeren heeft hulp ouders nodig
Jongeren hebben meerdere financieringsvormen nodig om een huis te kunnen kopen. Zij steken meer spaargeld en familieleningen in hun woning. De meerderheid van de 43-plussers kon het huis volledig met een hypotheek kopen. Bij de babyboomers kreeg slechts 6% hulp van de ouders, bij GenZ ligt dat aantal op 29%. In die groep heeft maar 24% de woning volledig met een hypotheek gefinancierd. ‘Ouders met eigen huis stimuleren hun kinderen wellicht meer in het kopen van een huis, maar zijn ook vaak vermogender en dus ook beter in staat hun kroost te helpen om een woning te bemachtigen’, zegt Flikweert.
Boomers bezorgd over woonkansen
Meer dan de helft (55%) van de GenZ’ers maakt zich zorgen over zijn eigen woonmogelijkheden in de komende jaren, tegenover slechts een vijfde van de babyboomers. Ook verwacht een groot deel van deze generatie concessies te moeten blijven doen aan de woonwensen. GenZ staat dan ook veruit het meest (41%) open voor alternatieve woonvormen, zoals gedeeld wonen, terwijl slechts 18% van de babyboomers daar zin in heeft. Toch heeft een ruime meerderheid van GenZ er nog steeds vertrouwen in dat ze in de toekomst een geschikte woning vinden. Bij de babyboomers ligt dat percentage een stuk lager; slechts twee op de vijf denken dit. ‘Dit heeft mogelijk te maken met het beperkte aantal seniorenwoningen dat op de markt beschikbaar is’, aldus Flikweert.
