Column Johan Conijn: Teleurstellende analyse CPB voor woningbouw

Het zou beter zijn geweest als het CPB had erkend dat het geen bruikbare prognose voor de woningbouw kan maken, vindt columnist Johan Conijn.

Naar de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s door het Centraal Planbureau (CPB) werd met spanning uitgezien. De publicatie van Keuzes in Kaart was het uur van de waarheid: kloppen de ingeboekte bedragen, zijn het realistische plannen of luchtkastelen? Voor de woningbouw gold die vraag wel in het bijzonder. Het verminderen van het woningtekort heeft voor de meeste partijen een zeer hoge prioriteit. Verschillende partijen hebben in hun programma de ambitie geformuleerd om 100.000 woningen per jaar te realiseren. Om dat doel te bereiken hebben partijen er jaarlijks grote tot zeer grote bedragen voor gereserveerd.

Wie verwacht had dat het CPB duidelijkheid zou verschaffen, komt echter van een koude kermis thuis. Het CPB geeft geen uitsluitsel of met de plannen de 100.000 woningen per jaar zullen worden gerealiseerd. De partijen die meegedaan hebben met de doorrekening, hebben een kwalitatieve beoordeling gekregen: één of twee pijltjes omhoog, dan wel een horizontale lijn. En meer is er niet.

De onduidelijkheid begint al bij het ontbreken van een basispad voor de woningbouw. Bij Keuzes in Kaart vormt het basispad een belangrijke referentie. Wat zou er gebeuren als de in de meerjarenbegroting al beschikbare middelen gelijk zouden blijven? Voor de periode 2026–2030 is bijna een miljard per jaar gereserveerd voor woningbouw, exclusief infrastructuur. Het CPB heeft niet aangegeven hoeveel woningen er in deze periode met dat beschikbare bedrag gerealiseerd zouden kunnen worden. Ook ontbreekt een indicatie of er meer geld nodig is voor de woningbouw. Veel partijen hebben extra subsidies ingeboekt voor woningbouw ten behoeve van de realisatiestimulans of de woningbouwimpuls. Verder willen vier partijen (GL-PvdA, NSC, CU en Volt) de vennootschapsbelasting voor woningcorporaties geheel of grotendeels afschaffen. Het CPB geeft geen uitsluitsel over hoeveel extra woningen er daarmee gerealiseerd kunnen worden.

Het CPB heeft bij GL-PvdA nog omvangrijke extra uitgaven voor rijksleningen voor woningcorporaties en voor garantiestortingen bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) ingerekend. In 2030 is dit samen maar liefst € 10,8 mrd, en in latere jaren lopen de bedragen verder op. Deze bedragen leiden tot een verhoging van de EMU-schuldpositie. Volgens het CPB zou GL-PvdA hiermee in belangrijke mate bijdragen aan meer nieuwbouw. Wie het corporatiebestel kent, zal echter onderkennen dat het grotendeels een nutteloze besteding is. Het borgstelsel met het WSW geeft woningcorporaties onder gunstige condities probleemloos toegang tot de kapitaalmarkt. Woningcorporaties hebben geen financieringsprobleem, maar een exploitatieprobleem. De huur denkt de kosten niet, ook niet als het Rijk goedkopere leningen verstrekt. De lagere rente op de rijksleningen is voor dat probleem een druppel op een gloeiende plaat.

Ook de omvangrijke garantiestortingen missen doel. De bedoeling is dat het WSW daarmee leningen voor middensegment huurwoningen gaat borgen. Momenteel is dat nog ongeoorloofde staatssteun. De verwachting is dat de Europese Commissie op afzienbare termijn de regels voor staatssteun gaat versoepelen. Als dat gebeurt, zou het WSW vermoedelijk vanaf 2027 borging voor middensegment huurwoningen kunnen verstrekken. Daarvoor zijn echter geen garantiestortingen nodig. Het WSW neemt alle al bestaande middensegment huurwoningen van woningcorporaties in onderpand en verhoogt zijn eigen risicokapitaal. En dat is het. Het is wonderlijk dat het CPB denkt dat die omvangrijke garantiestortingen nodig zijn voor meer huurwoningen.

Woningbouw is van veel factoren afhankelijk. Subsidies zijn nodig, maar niet voldoende. Onder meer langdurige planningsprocessen, juridische procedures, benodigde infrastructuur, stikstof en netaansluiting vormen in de praktijk grote obstakels. De suggestie van het CPB dat het een oordeel zou kunnen vellen over de extra nieuwbouw met de daarvoor uitgetrokken middelen, is misplaatst. Het zou beter zijn geweest als het CPB had erkend dat het geen bruikbare prognose voor de woningbouw kan maken op basis van de verkiezingsprogramma’s. En ook geen kwalitatieve beoordeling, wat het nu heeft gedaan.

Johan Conijn is directeur bij Finance Ideas en emeritus-hoogleraar woningmarkt van de Universiteit van Amsterdam
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 10, 24 oktober 2025