Architectenbureau Paul de Ruiter. Ontwerper in innovaties

Het werk van architect Paul de Ruiter draait om technologische vernieuwing. Hij ontwierp diverse innovatieve kantoorgebouwen en ontwikkelde in eigen beheer enkele nieuwe bouwproducten. Ook in bedrijfsmatig opzicht staat De Ruiter open voor nieuwe technieken. Zo participeert hij regelmatig ‘voor eigen risico’ in projectontwikkeling. Gepubliceerd in PropertyNL Magazine, 28 april 2005

Het werk van architect Paul de Ruiter draait om technologische vernieuwing. Hij ontwierp diverse innovatieve kantoorgebouwen en ontwikkelde in eigen beheer enkele nieuwe bouwproducten. Ook in bedrijfsmatig opzicht staat De Ruiter open voor nieuwe technieken. Zo participeert hij regelmatig ‘voor eigen risico’ in projectontwikkeling.

Gepubliceerd in PropertyNL Magazine, 28 april 2005


door Egbert Koster
De innovaties waar Paul de Ruiter zich op richt hebben vooral betrekking op de integratie van installaties en constructies en de interactie tussen gevels en binnenklimaat. Energiebesparing speelt ook een belangrijke rol.
In het eind vorig jaar in gebruik genomen nieuwe kantoor van Rijkswaterstaat Zeeland, in Middelburg, heeft De Ruiter bijvoorbeeld gebruikgemaakt van zogeheten ‘betonkernactivering’ en zijn alle leidingen (inclusief ventilatiekanalen) in de vloeren ingestort. De ingestorte verwarmings- annex koelleidingen maken van de betonvloeren een soort grote stralingsplafonds die ’s winters warmte en ’s zomers koelte geven. Dit is niet alleen behaaglijker voor de gebruikers, maar betekent ook dat het ventilatievoud sterk kan worden beperkt. Bovendien leent betonkernactivering zich uitstekend voor toepassing van energiezuinige ondergrondse warmte- en koudeopslag. Het belangrijkste voordeel van het opnemen van de installaties in de betonvloeren is echter dat de werkruimten, door het ontbreken van systeemplafonds, 50 centimeter hoger zijn dan gebruikelijk (3.10 meter) terwijl op de brutoverdiepingshoogte juist 20 centimeter is bespaard (3.40 meter in plaats van 3.60 meter). Deze extra vrije hoogte is door De Ruiter benut om aan de zuidgevel een combinatie van lage zichtramen en hoge lichtramen toe te passen waarbij de laatste, via reflectie, zorgen voor diep invallend indirect daglicht.
Werk
Het oeuvre van Paul de Ruiter omvat, naast kantoorgebouwen, woningbouw en parkeergarages, ook productontwikkeling. Het bedrijfsverzamelgebouw Simon Stevin in Arnhem uit 1997 voorzag hij van een atrium met een klimaatdak: een horizontale variant op de klimaatgevel. Onder het isolatieglas is een halfopen, geventileerde luchtspouw gecreëerd met behulp van semi-doorzichtige geperforeerde staalplaat. Een concept dat hij verder uitwerkte in het Mercator 1.0 kantoor- en laboratoriumgebouw op het Mercator Science Park in Nijmegen. Hier voorzag hij het volledig glazen gebouw van een innovatieve, goedkope klimaatgevel waarin de binnenste ruit is vervangen door een rolgordijn van lichtdoorlatend textiel. Bij het naastgelegen Mercator 2.0 ict-Twinningcentrum trok hij de noordgevel op uit hoogwaardig isolatieglas en legde hij de liften, leidingschachten en sanitaire ruimten, bij wijze van klimatologische buffer, aan de zuidgevel. De beeldschermgebruikers beschikken zo over een volledig open, vrij indeelbare plattegrond en hebben geen last van direct zonlicht.
Momenteel zijn er in Rotterdam drie door De Ruiter ontworpen parkeergarages in verschillende stadia van uitvoering. ‘Terwijl de markt van kantoren en woningen stagneert loopt de bouw van parkeergarages gewoon door’, aldus De Ruiter. ‘De parkeerbehoefte neemt alleen maar toe en de garages verdienen zichzelf eenvoudig terug.’ De Veranda-garage in Rotterdam-Zuid (voormalig Piet Smit-terrein), die deze maand wordt opgeleverd, heeft vier bovengrondse en vier ondergrondse verdiepingen met daartussen een dubbelhoge laag met horeca en winkels. Een centrale, negen verdiepingen hoge vide biedt de gebruikers ook diep onder de grond voldoende daglicht en oriëntatiemogelijkheden.
Strategie
De Ruiter begon zijn ontwerppraktijk als projectontwikkelaar. ‘Toen ik na mijn studie en een half jaar praktijkervaring bij een projectontwikkelaar promotieonderzoek wilde gaan doen bleek daar moeilijk financiering voor te vinden. Dit bracht me op het idee om mijn eigen ontwerpopdrachten te genereren door zelf projecten te gaan ontwikkelen. Het geld dat ik daarmee ging verdienen zou ik dan kunnen investeren in het ontwikkelen van nieuwe bouwproducten. De patenten op die producten zouden vervolgens de research & development van nieuwe producten moeten financieren.’
De Ruiter wist in Rhenen een paar schitterend gelegen percelen te verwerven. Deze verkocht hij vervolgens aan particulieren op voorwaarde dat hij de erop te bouwen villa’s mocht ontwerpen. Voor een van de villa´s ontwierp hij elektrisch opvouwbare buitenlouvres die in geopende stand als zonneluifel fungeren. Deze louvres worden nu, als eerste commercieel bouwproduct van De Ruiter, in licentie geproduceerd in een klein fabriekje in Roemenië. De rechten heeft hij ondergebracht in een apart bedrijfje dat in de toekomst meer productontwerpen (mogelijk ook van collega-architecten) moet gaan ‘vermarkten’.
Als architect-ondernemer experimenteert De Ruiter met verschillende vormen van opdrachtgeverschap. Hij werkt regelmatig ‘voor eigen risico’ samen met projectontwikkelaars. Hierbij zet hij zijn ontwerphonorarium risicodragend in, op voorwaarde dat hij een grote mate van ontwerpvrijheid krijgt. ‘Als het plan niet doorgaat hoeft de ontwikkelaar mij niet te betalen. Bij succes ontvangen we het volledige ontwerphonorarium plus, al naar gelang de afspraak, soms ook een deel van de winst, naar rato van het door ons gelopen honorariumrisico.’ Ook doet De Ruiter, samen met ontwikkelaars, op basis van no-cure no-pay mee aan besloten prijsvragen.
De Ruiter ervaart in de praktijk dat projectontwikkelaars steeds meer productaansprakelijkheid bij de architect proberen te leggen. ‘Als die ontwikkeling doorzet krijg je een punt dat architecten er ofwel voor kiezen om heel behoudend en risicomijdend te gaan ontwerpen, ofwel concluderen dat als ze toch zoveel risico lopen net zo goed zelf kunnen gaan ontwikkelen.’