Een megalomaan hotelplan van een Zandvoortse horeca-ondernemer betekende in de jaren ’70 bijna het einde van Paradiso
Door Ronald de Blauw
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 4, 26 april 2018
Ook gepubliceerd in Locus 1 (zomer 2018)
Het 50-jarige bestaan van Paradiso in Amsterdam is niet ongemerkt voorbij gegaan. Veel media hebben aandacht besteed aan de talloze legendarische concerten die er hebben plaatsgevonden, van bijvoorbeeld Prince, de Rolling Stones, Amy Winehouse en Nirvana. Minder bekend is de stedenbouwkundige voorgeschiedenis, voordat het kerkgebouw van De Vrije Gemeente aan de Weteringsschans in 1968 transformeerde naar ‘Cosmisch Ontspanningscentrum Paradiso’.
‘Bouw-es wat anders’
Toen het gebouw in 1965 zijn kerkelijke functie verloor door de verhuizing van De Vrije Gemeente naar Buitenveldert, deed het tijdelijk dienst als opslagplaats voor tapijten. Sloop dreigde door de bouwplannen van de Zandvoortse horecamagnaat Nicolaas Bouwes. Die had rond die tijd in de badplaats het 70 meter hoge Bouwes Palace Hotel gerealiseerd en wilde zijn imperium verder uitbreiden in de Amsterdamse binnenstad. Op de plek van het huidige Paradiso wilde hij een groot hotel en nog meer vastgoed bouwen, en daarvoor moest het kerkgebouw uit 1879 wijken.
De Amsterdamse bevolking was daar echter niet van gediend en keerde zich tegen het grootschalige sloop/nieuwbouwplan. De actiegroep ‘Bouw-es wat anders’ – met onder andere Hedy d’Ancona en Wim T. Schippers – verzette zich met succes tegen de ontwikkeling en diende een verzoek in om het pand op de monumentenlijst te plaatsen. Paradiso heeft nu de status van rijksmonument.
Het plan van Bouwes omhelsde niet alleen de sloop van Paradiso, maar ook van andere monumentale panden, zoals het uit 1890 daterende kantongerecht, waar nu centrum De Balie zit. In 1974 kwam de ontwikkelaar met een 49.000 m² groot plan, dat bestond uit een hotel met 300 kamers, een parkeergarage, winkels en horeca. Het complex was gegroepeerd in enkele bouwblokken van 25 meter hoog, verbonden met de winkels in de PC Hooftbuurt via een voetgangersbrug.
Ondemocratisch en elitair
Bouw-es wat anders kwam met een alternatief plan, dat vooral bestond uit woningen en cultuur. De actiegroep werkte daarbij samen met beleggers als Bouwfonds Nederlandse Gemeenten, de voorloper van Bouwfonds IM en BPD, en pensioenfonds PGGM.
De ontwikkelaar weigerde de alternatieven serieus te nemen en zocht samenwerking met Wilma, op dat moment de grootste woningontwikkelaar van Nederland. De Britse belegger Galliford, die ook belangen had in het aanpalende Hirschgebouw en nabijgelegen Marriott-hotel, werd als financier aangetrokken.
Ook de gemeenteraad en de lokale media waren echter niet gecharmeerd van het ontwerp en in 1975 stemde de gemeenteraad tegen de grondoverdracht aan Bouwes. Een aangepast plan, waarbij Paradiso wel behouden zou blijven, redde het ook niet. Het was vooral het ondemocratische proces en het elitaire programma waardoor het hotelplan sneuvelde. Ook toen was al een argument dat er te veel hotels in Amsterdam zouden zijn en dat de binnenstad ten prooi zou vallen aan het toerisme.
In het tijdsgewricht van democratisering, buurtprotesten en de opkomst van de krakersbeweging trok Bouwes aan het kortste eind en in 1977 gooide hij de handdoek definitief in de ring. Dit was de definitieve redding van Paradiso en andere monumentale gebouwen. Wel verrees als alternatief het Max Euweplein, met een casino, cafés, restaurants en terrassen. Op de neoklassieke zuilenrij verscheen de beroemde tekst: ‘Homo sapiens non urinat in ventum’ (een wijs mens pist niet tegen de wind). Een sneer van de architect Kees Spanjers, die veel tegenwind had ontvangen bij het verkrijgen van de benodigde vergunningen.
Wellicht had Bouwes eerder ook moeten luisteren naar deze wijsheid in potjeslatijn. Zijn koppige houding heeft hem indertijd niet geholpen; zo moest hij weinig hebben van Paradiso. In een interview in het Leidsch Dagblad in 1976 zei daarover: ‘Ik vind Paradiso nu eenmaal een afschuwelijk gebouw. En als ze het in Amsterdam zo mooi vinden, dan hadden ze al vijf jaar geleden die verf eraf moeten halen. Voor mij mag iedereen die zich behoorlijk gedraagt op het Leidseplein komen. Ook straks, zo is het altijd geweest ook. Maar het valt nu eenmaal niet te ontkennen dat Paradiso zijn eigen publiek heeft.’
Eigen hotelplan
Gezien het hevige verzet uit de jaren ’70 is het ironisch dat Paradiso vijf jaar geleden zelf met een hotelplan kwam, samen met ontwikkelaar Converse Development Corporation uit Zaandam en exploitant Consious Hotels. Op het braakliggende stuk grond tussen de Weteringschans en de Singelgracht, direct naast de concertzaal, zou een hotel met 40 kamers moeten verrijzen. Die is in eerste instantie bedoeld voor de artiesten en hun crew, maar ook toegankelijk voor ander popminnend publiek. In de nieuwbouw die fysiek verbonden is met de poptempel is ruimte voor een additionele lobby, zodat de bestaande, vaak overvolle entree van Paradiso kan worden ontlast. Nu staan er vaak lange rijen wachtenden op straat voor aanvang van een concert. Verder maakte een terras aan het water en ondergrondse fietsenstalling deel uit van het ontwerp.
Omwonenden kwamen al snel in geweer tegen dit idee en richtten de vereniging Stop Bouw Weteringschans op om zich te verzetten tegen de vastgoedontwikkeling. Ze vrezen voor de leefbaarheid van de woonwijk, die toch al zo onder druk staat. Van dit plan is daarna weinig meer vernomen, evenals van het plan van de Amerikaanse keten Setai voor een hotel gecombineerd met een ondergrondse fietsenstalling met 500 plekken. De buurtbewoners willen op het veldje liever groenten gaan verbouwen in een kas. En zo blijft het nog lang onrustig in de Amsterdamse binnenstad.
Vastgoedmagnaat Bouwes
Met Maup Caransa en Jacob Kroonenberg behoorde Nicolaas Bouwes in de jaren ’50 tot de grootste vastgoed- en horecaondernemers van Nederland. Hij had beroemde nachtclubs in bezit, zoals Extase op het Leidseplein en Femina op het Rembrandtplein, waar een deel van de Beatles nog de nacht hebben doorgebracht tijdens hun bezoek aan Nederland in 1964. De vastgoedmagnaat had ook bezit in Scheveningen en Den Haag, zoals hotel De Wittebrug, de nachtclubs Plaza en Trocadero en Copacabana.
Begonnen met een kaasexportbedrijf in zijn geboorteplaats Edam stapte Bouwes al snel over op het veel lucratievere vastgoed. Femina was in 1942 de eerste aankoop; in 1957 bouwde hij zijn eerste hotel in Zandvoort. De badplaats verrijkte hij later ook nog met onder meer een dolfinarium, zwembad en casino. In de jaren ’70 had hij het meeste vastgoed al lang weer afgestoten en concentreerde hij zich op Zandvoort en de ontwikkeling op het Leidseplein. Bouwes overleed in 1979 en liet zijn onderneming na aan zijn dochter Joke en haar man Willem Speerstra.