Op basis van de verkiezingsprogramma's van de politieke partijen voor de Provinciale Staten zijn het meer dan gemiddeld de christelijke partijen die zich druk maken om vastgoed en ruimtelijke ordening in de verschillende provincies. Dit blijkt uit een kwantitatieve analyse van onderzoeker Jeroen de Vos en Fontys Hogeschool in samenwerking met PropertyNL.
Op verzoek van PropertyNL maakten zelfstandig onderzoeker Jeroen de Vos en Fontys Hogeschool voor de Journalistiek een kwantitatieve analyse van typische en actuele vastgoedthema’s in de 190 beschikbare verkiezingsprogramma’s voor de 12 provincies. De programma’s werden geanalyseerd op de aanwezigheid van de steekwoorden bedrijventerrein, woning, kantoren, nieuwbouw, retail en stikstof.
Utrecht koploper
Utrecht is op veel ruimtelijke en vastgoedonderwerpen koploper als het om aandacht in de verkiezingsprogramma’s gaat. In de Midden-Nederlandse verkiezingsprogramma’s is er het meeste aandacht voor de termen 'bedrijventerrein' (3,85 keer), ‘woning’ (38,35 keer) en nieuwbouw (3,21 keer).
Lees ook: Brabant dumpt logistieke dozen
Provincie overstijgend zijn het vooral CDA en ChristenUnie die vastgoedtermen hebben opgenomen in hun verkiezingsprogramma’s. De ChristenUnie is kampioen ‘woning’ (37,6 keer genoemd), ‘stikstof’ (18,45 keer) en kampioen kantoren (2,1 keer genoemd). Het CDA scoort het best op ‘nieuwbouw’ (3,0 keer) en retail (0,3 keer). De SGP heeft het gemeten over alle provincies veruit het meest over bedrijventerreinen (9,7 keer), waar de VVD als typische ondernemerspartij het woord bedrijventerrein maar gemiddeld maar 3,4 keer gebruikt. Wybren van Haga’s BVNL en de partij JezusLeeft hebben het überhaupt niet over zoiets profaans.
Kwalitatieve analyse
Volgens De Vos zeggen de inzichten veel maar niet alles over de liefde bij politieke partijen in provincies voor ruimtelijke ordening en vastgoedthema’s. ‘Het zijn inzichten op basis van exacte wordcount. Het woord woning gaat ook over samenstellingen en bestrijkt daarmee verschillende discussies. Voor verklaring en context zul je verder moeten met kwalitatieve analyse.’