Overeenstemming over Vijfde Nota RO

DEN HAAG - Het kabinet heeft vrijdag de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening vastgesteld. De nota wordt in januari 2001 naar de Tweede Kamer gestuurd. Aan verstedelijking wordt paal en perk gesteld, niet alleen door het trekken van rode en groene contouren maar ook door de aanwijzing van nationale en provinciale landschappen. De B-driehoek (Bergschenhoek en omgeving) en het zuidoosten van Haarlemmermeer zijn potentiële woningbouwlocaties.

DEN HAAG - Het kabinet heeft vrijdag de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening vastgesteld. De nota wordt in januari 2001 naar de Tweede Kamer gestuurd. Aan verstedelijking wordt paal en perk gesteld, niet alleen door het trekken van rode en groene contouren maar ook door de aanwijzing van nationale en provinciale landschappen. De B-driehoek (Bergschenhoek en omgeving) en het zuidoosten van Haarlemmermeer zijn potentiële woningbouwlocaties.

De Vijfde Nota Ruimtelijke ordening wil de ruimtelijke contrasten in Nederland instandhouden om de verschillen tussen stad en land en de beleving van ruimte te benadrukken. Rode contouren begrenzen het te bebouwen gebied en geven zekerheid hierover. Groene contouren begrenzen de belangrijke groene gebieden en geven garanties voor het behoud en de kwaliteit ervan.
De belangrijkste instrumenten van de nota hebben betrekking op contouren, landschappen, stedelijke netwerken en water. Intensief ruimtegebruik is een van de speerpunten, bv. boven en onder wegen, combineren van ruimtefuncties (bv. van waterberging, natuur en recreatie) en transformeren van ruimte (bv. herbestemming van oude bedrijfsgebouwen).

Contouren
In 2005 moet om alle steden en dorpen op de kaart een grens getrokken zijn: een rode contour om het gebied dat in de toekomst bebouwd zou kunnen worden. Binnen die contour ligt de ruimte voor woonwijken met heel verschillende woonmillieus, bedrijventerreinen, recreatie- en sportterreinen, (zorg)voorzieningen en dergelijke waaraan in de komende periode in de afzonderlijke landsdelen behoefte is. In de streekplanprocedure zien de provincies erop toe dat de contouren niet te ruim zijn getrokken. Het rijk toetst of de streekplannen voldoen aan het rijksbeleid. De contouren worden getrokken door gemeenten en vastgesteld door de provincies.
Uiterlijk in 2005 begrenzen de provincies natuurgebieden en gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde op de kaart met een groene contour. In deze gebieden mag de bebouwing niet toenemen en mogen geen nieuwe wegen of spoorlijnen worden aangelegd. Intensieve vormen van landbouw en recreatie zijn daar uitgesloten.
De gebieden waar geen rode of groene contour om heen ligt (meer dan de helft van Nederland) worden balansgebieden genoemd. Hier wordt steeds gezocht naar een evenwicht tussen behoud van landschappelijke kwaliteit en ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.

Nationale landschappen
Nationale en provinciale landschappen zijn gebieden waar de cultuurhistorische en landschappelijke waarden een extra impuls krijgen. Als nationaal landschap worden aangewezen:
- het Groene Hart,
- de Hoeksche Waard,
- Noordhollands Midden (Waterland, Beemster, Purmer, Schermer, Wormer en Jisperveld).
Daarnaast komen in aanmerking:
- het Limburgse Heuvelland,
- een deel van het Rivierengebied,
- een deel van de Zeeuws-Hollandse Delta.
De provincies kunnen provinciale landschappen aanwijzen en beschermen. Het rijk ondersteunt de provinciale landschappen. De provincies krijgen tot taak in hun streekplannen landschapsvisies op te nemen die gericht zijn op het behouden en versterken van contrasten tussen open en besloten gebieden, tussen drukke en stille gebieden en tussen licht en donker. De provincies kunnen ook panorama's aanwijzen waar het vrije zicht vanaf hoofdwegen en spoorwegen op het landschap bewaard blijft.

Stedelijke netwerken
De rijksoverheid stimuleert de samenwerking van gemeenten binnen stedelijke netwerken, waarbinnen afspraken worden gemaakt over de locatie van grote nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen en recreatiegebieden. Wanneer de samenwerking concreet gestalte krijgt kan deze financiëel worden ondersteund. Zo wil het Rijk de aanleg van versnipperde bedrijventerreinen tegen gaan.
Betere benutting van bestaand bebouwd gebied geniet de voorkeur boven uitbreidingen. Eventuele uitbreidingen komen bij voorkeur vlak bij centra die goed zijn aangesloten op knooppunten van openbaar vervoer en wegen. In de stedelijke netwerken worden sterke centra ontwikkeld rond de stations en op andere knooppunten. Daar wordt de ruimte intensief benut voor wonen, werken en voorzieningen. Hoog en ondergronds bouwen wordt gestimuleerd. Het rijk stimuleert en is betrokken bij het ontwikkelen van de knooppunten rond de stations van de hogesnelheidstreinen ( Amsterdam-Zuid, Rotterdam CS, Den Haag CS, Utrecht CS, Arnhem en Breda). De nationale stedelijke netwerken moeten expliciet de verbindingen met de regionale stedelijke netwerken in hun ontwikkelingsvisie betrekken.
Er wordt onderzocht wat de beste manier is om de openbaar vervoerverbinding tussen de vier grote steden sterk te verbeteren, als onderdeel van het stedelijk netwerk Deltametropool. Een mogelijkheid is het bestaande spoorwegnet tussen de vier steden te verbeteren (overal vier sporen) wat gecombineerd wordt met het openbaar vervoer over korte afstanden. Een alternatief is om een nieuw vervoerssysteem aan te leggen aan de binnenflank van de randstadring.

Bouwlocaties
De Vijfde Nota doet geen uitspraken over concrete bouwlocaties. Dat is de competentie van andere overheden. Wel worden richtingen gegeven voor de verdere ontwikkeling:
- in de Bollenstreek is waarschijnlijk nieuwbouw nodig om de groei van de bevolking in het westen op te vangen;
- het marinevliegkamp Valkenburg (ZH) zal worden verplaatst naar Den Helder (De Kooij);
- aan de randen van het Groene Hart komt hier en daar ruimte beschikbaar voor
wonen met directe aansluiting op het verbeterde openbaar vervoer. Gedacht wordt aan het zuidoostelijke gedeelte van de Haarlemmermeer en de zone Rotterdam-Zoetermeer-Gouda (de B-driehoek). In de regio Utrecht zal een afweging worden gemaakt tussen opvang rond Utrecht en Zuidelijk Flevoland.

Water
Er wordt ruimte gemaakt om pieken in de waterafvoer en de gevolgen van de stijgende zeespiegel (door klimaatverandering) op te vangen. Wateropvang, permanent of tijdelijk, kan goed worden gecombineerd met landbouw, natuur en recreatie. Het waterbeheer van de grote rivieren wordt geplaatst in de context van de stroomgebieden van die rivieren waartoe ook Zwitserland, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en België behoren. Wanneer het water in die landen langer vastgehouden kan worden, stroomt het geleidelijker door Nederland naar de zee.
In Nederland zal gezocht gaan worden naar gebieden langs de rivieren waar water tijdelijk kan worden opgevangen als dat nodig is. Bij de kustbescherming is meer flexibiliteit nodig.
Voor het eerst wordt ook ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de Noordzee. Dit zal samen met de betrokken buurlanden worden uitgewerkt. Het gaat daarbij om functies als windenergie, landaanwinning en visserij. Waar de Noordzee minder dan 20 meter diep is, wordt geen zand meer gewonnen zodat de kustbescherming niet wordt verzwakt.