Met de Franse slag

Het is dit jaar vijftig jaar geleden dat het Verdrag van Rome is ondertekend. Dit was niet alleen het begin van de huidige Europese Unie, maar ook van de aanwezigheid van een groot aantal Europese instellingen in Brussel. Het is bepaald niet overdreven om te stellen dat dit in de stad zijn sporen heeft nagelaten. Gepubliceerd in Propertynl Magazine 2007 nr. 16

Het is dit jaar vijftig jaar geleden dat
het Verdrag van Rome is ondertekend.
Dit was niet alleen het begin
van de huidige Europese Unie, maar ook
van de aanwezigheid van een groot aantal
Europese instellingen in Brussel. Het is
bepaald niet overdreven om te stellen dat
dit in de stad zijn sporen heeft nagelaten.

Gepubliceerd in Propertynl Magazine 2007 nr. 16


Het is dit jaar vijftig jaar geleden dat
het Verdrag van Rome is ondertekend.
Dit was niet alleen het begin
van de huidige Europese Unie, maar ook
van de aanwezigheid van een groot aantal
Europese instellingen in Brussel. Het is
bepaald niet overdreven om te stellen dat
dit in de stad zijn sporen heeft nagelaten.
Deze situatie is eerder dit jaar aanleiding
geweest voor een tentoonstelling (‘A vision
for Brussels’) en een manifest (‘Towards
the capital of Europe’). Kort geleden heeft
ook de Europese Commissie besloten dat
de kwaliteit van de Europese wijk in Brussel
verbeterd moet worden. De commissie heeft
hier 61 gebouwen in gebruik met een totale
oppervlakte van 865.000 m2. De wijk moet
een meer gemengd karakerter krijgen.
Dit is een goed moment om eens terug te
kijken op de wijze waarop de kantoren van
de Europese instellingen een plaats hebben
gekregen in de Belgische hoofdstad. Dit onderwerp
is bestudeerd door de Amerikaanse
geograaf Alex Papadopoulos. Zijn onderzoek
dateert al weer van enkele jaren geleden,
maar het is nog altijd actueel. Papadopoulos
is uitermate kritsch over de kwaliteit van de
Europese wijk, die hij aanduidt als het Quartier
Européen-Leopold. Naar zijn mening is
dit een gebied geworden van een twijfelachtige
kwaliteit met karakterloze, Amerikaans
aandoende gebouwen.
De ontwikkeling die tot het onbevredigende
resultaat heeft geleid, is feitelijk begonnen in
1965 en 1966 met de bouw van het Karel de
Grote- en het Barleymont-gebouw. Het vervolg
is op originele wijze geanalyseerd aan
de hand van luchtfoto’s. Al in 1969 zijn grote
veranderingen zichtbaar, mede door de aanleg
van verkeerstunnels en wegverbredingen.
Brussel ontwikkelde zich in deze jaren tot
autovriendelijke stad. Op de foto uit 1978 is
goed te zien hoe de bebouwing op sluipende
wijze aan verandering onderhevig is. In een
straat wordt eerst één nieuw kantoorgebouw
neergezet, dat qua schaal niet bij zijn omgeving
past. Het karakter van de straat wordt
zo aangetast, wat het verval van de oudere
bebouwing stimuleert. Vervolgens kan des te
gemakkelijker gesloopt worden om nog meer
kantoren te realiseren.
De vorm die de Europese wijk heeft aangenomen,
is het gevolg van een unieke
combinatie van factoren. In de eerste plaats
is er de bijzondere planningstraditie in Brussel
of, beter gezegd, de afwezigheid daarvan.
De besluiten waar het in de praktijk om gaat,
worden veelal genomen met een PPA (plan
particulier d’aménagement), die veranderingen
bij stukjes en beetjes mogelijk maakt.
Deze veranderingen zijn vaak negatief omdat
er bij het bestuur sprake is van gebrek aan
interesse voor behoud van het karakter van
de stad en van een algehele onverschilligheid
bij de stadsontwikkeling. Dit hangt
samen met de tweede factor en dat is de
bestuurlijke situatie van Brussel. Behalve
de stadsregio Brussel zijn er de regionale
overheden en ook nog de nationale overheid.
Deze laatste is bijvoorbeeld een groot
voorstander van Brussel als autostad. Het
laatste punt is dat de Brusselse overheden er
belang bij hebben om de Europese instellingen
tegemoet te komen om hun positie in
Brussel te verzekeren.
De studie van Papadopoulos is wetenschappelijk
van aard en gebaseerd op serieuze
analyse van een groot aantal bronnen. De
onderzoeker is geholpen door het feit dat
hij ook gewerkt heeft voor de Europese
Commissie. Het valt wel op dat vrijwel alle
informatie uit locale bronnen die hij gebruikt,
afkomstig is uit Franstalige publicaties. Kennelijk
beheerste hij deze taal beter dan het
Nederlands.
Volgens de schrijver is de Europese wijk in
Brussel een prototype van wat hij noemt een
‘Central Executive District’ (CED). Dit is een
eenzijdige variant van het ‘Central Business
District’ (CBD), die in de toekomst wellicht
vaker zou kunnen voorkomen in andere
grote wereldsteden. Een denkbare variant is
wellicht de campus, zoals universiteitscentra
hebben of het nieuwe hoofdkantoorcomplex
van Banco Santander bij Madrid, waar 6500
mensen werken. In de conclusie blijft dit
punt jammer genoeg onderbelicht. Duidelijk
blijkt uit het onderzoek van Papadopoulos
echter wel dat als de huidige plannen om de
Europese wijk aantrekkelijker te maken, slagen,
er sprake is van een trendbreuk binnen
de Brusselse vorm van stadsontwikkeling.
Alex G. Papadopoulos: Urban Regimes and
Strategies. University of Chicago Press, ISBN
0-226-64559-2