De werkvoorraad voor de totale bouw is in juni met een tiende maand gedaald tot 10,1 maanden werk.
Dit blijkt uit de conjunctuurmeting in de bouwnijverheid van juli 2019 van het Economisch Instituut voor de Bouw.
De werkvoorraad bij wegenbouwbedrijven daalde in juni met drie tiende maand naar 5,7 maanden werk. In de grond- en waterbouw nam de werkvoorraad met één tiende maand af naar 8,8 maanden werk. Per saldo namen de orderportefeuilles bij gwwbedrijven met twee tiende maand af naar 7,3 maanden werk.
De werkvoorraad in de burgerlijke en utiliteitsbouw is in juni met één tiende maand afgenomen naar 11,4 maanden werk. De orderportefeuilles bij de utiliteitsbouwbedrijven daalden met twee tiende maand naar 10,5 maanden werk, terwijl de orderportefeuilles in de woningbouw met één tiende maand toenamen naar 12,3 maanden werk.
Ruim vier op de tien bouwbedrijven gaven aan stagnatie te ondervinden in onderhanden werk. Hierbij waren problemen in de personeelsvoorziening de belangrijkste oorzaak van stagnatie voor zowel de b&u als de gww.
De productie is bij ruim één derde van de bedrijven in de afgelopen drie maanden toegenomen. Bijna drie op de tien bedrijven beoordeelden hun huidige orderpositie als groot, terwijl één op de tien bedrijven de orderpositie als klein beoordeelde. Bijna een op de vijf bouwbedrijven verwacht meer personeel aan te nemen in de komende drie maanden. Bovendien verwachten vier op de tien bouwbedrijven de prijzen in het komende kwartaal te verhogen.
Deze meting wordt uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie. Aan de conjunctuurmeting verlenen ongeveer 250 hoofdaannemingsbedrijven met meer dan tien personeelsleden hun medewerking.