Columnist Tom Berkhout pleit voor bestuurlijke nuchterheid en een stabiel middenkabinet.
Wie de partijprogramma’s openslaat, hoort de soms de echo van oude idealen in een nieuwe jas. Bij GroenLinks-PvdA en D66 overheerst een onvervalst geloof in maakbaarheid. De gedachte dat Nederland weer vormgegeven kan worden. Zucht – kon dat maar.
GroenLinks-PvdA trapt af met een heuse strijdkreet: ‘Het is tijd voor solidariteit’. De diagnose: Nederland is vastgelopen door jaren van marktdenken en beleidsstilstand. De panklare oplossing heet ‘De Nieuwe Verzorgingsstaat’ – een programma waarin de overheid richting moet geven aan woningbouw, infrastructuur en energievoorziening. Centraal staat de woningmarkt en die eeuwige 100.000 woningen per jaar, te realiseren via een heuse ‘Wet versnelling woningbouw’ en ‘Woningcorporaties Nieuwe Stijl’. Die versnellingswet moet het bouwproces vlot trekken: meer grond beschikbaar stellen, vergunningverlening vereenvoudigen, bezwaarprocedures verkorten en de stikstofimpasse doorbreken. Gemeenten en de Raad van State krijgen extra capaciteit om bouwplannen sneller te behandelen. Ook willen ze landbouwgrond bestemmen voor woningbouw. Tot zover gaat het goed.
Maar nu: de partij wil dat ‘grond weer in publieke handen komt’ en dat winsten van grond- en vastgoedspeculanten worden afgeroomd. ‘Huizen zijn om in te wonen, niet om winst mee te maken’, staat er expliciet. In gelul kan je niet wonen, in verlies ook niet, denk ik dan. Het is een duidelijke koers, met een retrotoon. De staat is onze hoeder: regisseur, opdrachtgever en ontwikkelaar. Een visie die spanning oproept met de vastgoedpraktijk. De terugkeer van regievoering en volkshuisvesting als publieke taak is principieel te begrijpen, maar GroenLinks-PvdA maakt er een sprookjeswereld van.
D66 kiest een meer economisch gezette toon. Het programma heet ‘Het kan wél’. Optimistisch, technologisch, haast missionair. Rob Jetten is aan het ‘dromen op de schaal van de Deltawerken of de Flevopolder’. Daaruit groeit het meest iconische voorstel van deze campagne: de bouw van ‘tien nieuwe steden – een eigen thuis voor iedereen’. Nederland als polycentrisch netwerk van groeikernen, dat kennen we nog van de boekjes uit de vastgoedopleiding. De D66-visie koppelt woningbouw aan een bredere investeringsagenda: ‘betaalbare, groene energie van eigen bodem’ en een ‘nieuwe, slimme economie’, met volop ruimte voor ondernemers.
Anders dan GroenLinks-PvdA vertrouwt D66 meer op innovatie en ondernemerschap, maar ook hier krijgt de overheid een regierol. De partij wil beslissingen forceren over stikstof, infrastructuur en ruimtelijke prioriteiten, zodat bouwen weer mogelijk wordt. Tien nieuwe steden? Het klinkt mooi, maar met de werkelijkheid van stikstof, bezwaarprocedures en bestuurlijke traagheid zal die droom uitmonden in een nachtmerrie.
Beide partijen delen, net als alle andere partijen, dezelfde diagnose: te weinig woningen, te veel regels, te trage uitvoering. Beide geloven dat de nationale overheid het stuur weer moet pakken. De een via wetgeving en herverdeling, de ander investeringen en planning. GroenLinks-PvdA wil ‘afromen van winsten’ en landelijke opkoopbescherming, D66 spreekt over ‘sterkere waarborgen voor publieke belangen’ en ‘betere handhaving’. De onderliggende trend is helder: de woningmarkt wordt weer een publieke opgave, geen vrij ondernemingsdomein. Dat kan stabiliteit brengen, maar ook de dynamiek verstikken.
GroenLinks-PvdA legt de rekening bij vermogenden, aandeelhouders en de meest winstgevende bedrijven: hogere toptarieven, een miljonairsbelasting en meer lokale heffingen voor wie het breed heeft.
D66 is milder, maar schuift dezelfde kant op: lagere lasten op arbeid, hogere op vermogen. Grote erfenissen, fiscale constructies en de bedrijfsopvolgingsregeling gaan onder het mes.
De sympathieke dreumes Volt doet er nog een schepje bovenop: een miljoen woningen, Europees gefinancierd, en één belastingstelsel voor iedereen. Mooie gedachte, maar voorlopig wonen we nog gewoon in Nederland.
Een overheid die snel en slagvaardig optreedt? Nederland is een land van stikstofberekeningen, bezwaarprocedures en bestuurlijke versnippering. Ik eindig deze reeks met een pleidooi voor bestuurlijke nuchterheid. Nederland heeft geen behoefte aan nieuwe droombeelden of sociale experimenten, maar aan een gewoon, stabiel middenkabinet, dat in gezamenlijkheid opereert. Gewoon twee volle periodes. Geen gekissebis, geen experimenteerdrift, geen grote woorden, maar betrouwbaar bestuur dat plannen omzet in uitvoering. Plannen zijn er genoeg. Wat ontbreekt, is het vermogen om samen te bouwen.
Prof. dr. T.M. Berkhout MRE MRICS is verbonden aan de Nyenrode Business Universiteit