Anders bouwen om toch te kunnen wonen bij luchthavens

De ervaren geluidsoverlast van vliegtuigen rondom de Nederlandse luchthavens neemt nog altijd toe. Een proefopstelling met een anders gebouwde containerwijk bij Hoofddorp moet staven dat het desondanks toch mogelijk is om te bouwen binnen de bestaande geluidscontouren.

Het RIVM bevestigt vandaag maar weer eens wat in de lijn der verwachting lag. Meer omwonenden van luchthavens in Nederland hadden in 2020 last van vliegtuiggeluid dan in 2002. Dat wil zeggen: bij dezelfde hoeveelheid geluid gaven meer omwonenden aan ernstige hinder en ernstige slaapverstoring te ervaren.

Het RIVM gebruikt in dit onderzoek de gemiddelde geluidbelasting over het jaar (in decibellen) rondom 14 luchthavens in ons land : Schiphol, Groningen, Rotterdam, Lelystad, Eindhoven en Maastricht en 8 militaire luchthavens. Het Nederlands lucht- en ruimtevaartcentrum (NLR)  berekent deze geluidsbelasting voor duizenden punten rondom de luchthavens. Die decibellen vergelijkt het RIVM met de hinder die mensen zelf aangeven te ervaren.

Proefopstelling in Hoofddorp

Ondertussen doet de TU Delft al jaren onderzoek naar de relatie tussen de bebouwde omgeving en het ervaren vliegtuiglawaai. Martijn Lugten, onderzoeker aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft en verbonden aan het AMS Institute,  vroeg zich af of we misschien winst kunnen boeken met onze manier van huizen bouwen. Het leidde tot een proefopstelling in Hoofddorp waar met 120 containers een woonwijk wordt nagebootst. Daarin wordt behalve geluid ook het stedelijk microklimaat onder de loep genomen. 

De onderzoeksopstelling, met de naam ‘urban comfort lab for sensing sound and heat stress’, is een vervolgstap op eerder onderzoek met rekenmodellen in de bestaande bebouwde omgeving. ‘Maar rekenmodellen zijn altijd beperkt, dus proberen we nu concreet te testen met deze proefopstelling’, aldus Lugten in een verhaal op de website van de TU Delft.  ‘Dat is nog nooit op deze manier gebeurd.’

Gebruik materialen

‘Uit onze eerdere rekenmodellen bleek dat je vliegtuiggeluid kunt beperken via de positionering van gebouwen’, vervolgt Lugten. ‘Het geluidsniveau hangt af van waar je precies staat rond de gebouwen. Maar je hebt natuurlijk ook nog te maken met reflecties tussen gebouwen. Je kunt die reflecties beïnvloeden door de vormgeving van de gebouwen en bovendien door de materialen die je in de gebouwen gebruikt.’

‘Bij de vormgeving moet je bijvoorbeeld denken aan het vermijden van rechte gevels, dus meer schuine vlakken of zorgen dat gebouwen meer overhellen. Als je gevels laat verspringen, zorgt dat er voor dat het geluid meer verstrooid wordt, en dat het geluid niet tussen de gevels blijft hangen maar omhoog wordt gekaatst.’  ‘Daarnaast kun je met materialen op de gevel het geluid gedeeltelijk absorberen. Dan moet je bijvoorbeeld aan poreuze materialen denken. (…) Geluidsabsorberende materialen worden al langer toegepast maar vooral binnen gebouwen en niet aan de buitenkant, zoals wij doen.’

Hittestress en wateroverlast

De looptijd van het Field Lab is minimaal twee jaar. Het eerste jaar zijn er metingen met  gewone ‘harde’ oppervlakken. Het tweede jaar gaan Lugten c.s. tuinen aanleggen en ook groenstructuren en poreuze/groene structuren op de gevels aanbrengen. Lugten:  ‘In die tweede fase onderzoeken we overigens ook andere effecten dan geluid, want groen en tuinen bij gebouwen hebben, naast geluidsreductie, ook een positief effect op de temperatuur en bijvoorbeeld de verdamping van vocht. Dus als je interventies doet met als insteek geluidsreductie, kan dat tevens meehelpen tegen zoiets al hittestress of wateroverlast in stedelijke gebieden. Twee vliegen in één klap dus…’