Het fiscale begrip ‘waarde in het economisch verkeer’ (WEV) kan meer dan ooit niet los worden gezien van de snelle ontwikkelingen binnen de taxatieleer [i]Door Paul Wessels Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 8, 28 augustus 2015[/i]
Het fiscale begrip ‘waarde in het economisch verkeer’ (WEV) kan meer dan ooit niet los worden gezien van de snelle ontwikkelingen binnen de taxatieleer
Door Paul Wessels
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 8, 28 augustus 2015
Goede en betrouwbare taxaties zijn van groot belang voor de fiscalist die zich een beeld wil vormen van de waarde van een object. Afschrijvingen op de waarde van vastgoed hebben enorme impact op bijvoorbeeld de vennootschapsbelasting. In zijn pas verschenen brochure ‘Waarde in het economische verkeer’ schetst Tom Berkhout, professor of Real Estate aan de Nyenrode Business Universiteit en voorzitter van het belastingdienst/vastgoedkenniscentrum, hoe je als fiscalist gebruik moet maken van inzichten uit de taxatieleer en gezaghebbende taxatiestandaarden om het begrip WEV meer inhoud te geven.
Grote belangen
De financiële belangen zijn groot. De jurisprudentie laat zien hoe vaak er wordt geprocedeerd over de waarde in het economisch verkeer van vastgoed, zeker vergeleken met conflicten met de fiscus over andere goederen en verplichtingen.
De vastgoedeigenaar heeft voor de fiscale aspecten van zijn vastgoed te maken met het feit dat de taxatieleer en -professie de laatste jaren in een stroomversnelling zijn geraakt. Nationaal en internationaal zijn grote stappen gezet op het gebied van standaardisering, uniformering en transparantie. Internationale taxatiestandaarden worden inmiddels voorgeschreven door brancheverenigingen en beroepsorganisaties. De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) verwijst in diverse publicaties naar deze standaarden en heeft met taxateurs in het Platform Taxateurs en Accountants (PTA) overeenstemming bereikt over ‘goede taxatiepraktijken’. Toezichthouders DNB en AFM onderstrepen het belang van goede taxaties voor de Nederlandse economie. Dergelijke ontwikkelingen hebben forse impact op het fiscale werkterrein.
Berkhout noemt in de brochure tal van praktijkvoorbeelden waaruit blijkt dat ondernemers de waarde in het economisch verkeer niet meer als soort op zichzelf staand begrip kunnen hanteren. Zo is in de fiscale praktijk een regelmatig voorkomend fenomeen dat ondernemingen objecten binnen een concern overdragen tegen de waarde in het economisch verkeer om een verlies ineens ten laste van de winst te brengen.
Zo besliste de Hoge Raad in 2011 over een zaak waarin een vennootschap een fabrieks- en een kantoorgebouw, die specifiek waren gebouwd en verbouwd voor het productieproces, tegen een verlies van € 13,35 mln wilde opnemen in de aangifte vennootschapsbelasting. De oorspronkelijke investering in deze objecten bedroeg € 17,5 mln. Het bedrijf overhandigde taxatierapporten waarin de inbrengwaarde werd gesteld op slechts € 4,16 mln, op basis van een bijzonder uitgangspunt: het object kon niet afzonderlijk worden verhandeld.
De rijkstaxateur nam echter een heel ander standpunt in: namelijk dat een koper van buiten het concern bereid zou zijn een veel hogere waarde te betalen omdat de gebouwen een belangrijke plek innemen binnen het concern en het bedrijf bereid zou zijn een flinke huur te betalen. Het hof ging mee in deze redenering en bepaalde de waarde uiteindelijk op € 15 mln. Berkhout: ‘Daardoor is de weeffout hersteld die met zich meebrengt dat de indirect-opbrengstwaarde buiten werking wordt gesteld bij de overdracht van waardevolle objecten (...). In potentie is de reikwijdte van deze beslissing vér strekkend.’
Waarde in het economisch verkeer, prof. dr. T.M. Berkhout MRE MRICS, Wolters Kluwer 2015, ISBN 9789013121421