Ontwikkelaars, bouwbedrijven en gemeenten zijn massaal op de Startbouwimpuls (SBI) van de overheid gedoken. Ze dienden voor € 3,3 mrd aan aanvragen in, terwijl er nu € 250 mln beschikbaar is.
De SBI is één van de knoppen waaraan demissionair minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting) wil draaien om de woningbouw op gang te houden. In een brief van de Tweede Kamer meldt De Jonge, dat stilstand gezien het enorme woningtekort geen optie is. Hij wijst op een aanstaande dip in de woningbouwproductie, die mede wordt veroorzaakt door de gestegen rente en hoge bouwkosten. Projectontwikkelaars en bouwbedrijven krijgen hun financiële plaatje daardoor steeds vaker niet rond. Daarnaast schrikt de regulering van middelhoge huren, die De Jonge voorstaat, investeerders af.
Naast woondeals met provincies en gemeenten en afspraken om de woningbouw te versnellen, moet een pot van minimaal € 250 mln de woningmarkt een kickstart geven. Het geld is bedoeld voor bouwprojecten die planologisch ver gevorderd zijn en in het najaar van 2023 of de komende twee jaar daadwerkelijk kunnen starten.
Nieuwe criteria
Het Rijk heeft 2.195 aanmeldingen vanuit 246 gemeenten, goed voor zo’n 260.000 woningen, ontvangen. Daarmee is de subsidiepot zo’n € 3,3 mrd te licht. De Jonge wil de criteria voor de Startbouwimpuls dan ook verder aanscherpen. Naast een snelle bouwstart, moeten woningen uiterlijk 36 maanden na het begin van de bouwwerkzaamheden worden opgeleverd. Een uitzondering wordt gemaakt voor complexe hoogbouwprojecten. Het moet om permanente woningbouw gaan en de helft van de huizen moet in de categorie betaalbaar (sociale huurwoningen en koopwoningen tot € 355.000) vallen.
Een nieuw criterium is een minimum aantal te bouwen woningen, dat op tien per project is vastgesteld. Daarnaast kan er maximaal € 12.500 inclusief btw per woning aan SBI worden aangevraagd. Om de subsidie eerlijk te verdelen, kan een woondealregio ten hoogste 16% van het totale budget van € 250 mln, dat wellicht nog wordt uitgebreid, benutten.