Ook beheer van vastgoedfondsen is vrijgesteld van btw

Het beheer van fondsen die in vastgoed beleggen kan vallen binnen het bereik van de btw-vrijstelling voor gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Dat adviseert Advocaat Generaal Kokott (A-G) van het Europese Hof van Justitie (HvJ) in haar conclusie van 20 mei 2015.

Het beheer van fondsen die in vastgoed beleggen kan vallen binnen het bereik van de btw-vrijstelling voor gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Dat adviseert Advocaat Generaal Kokott (A-G) van het Europese Hof van Justitie (HvJ) in haar conclusie van 20 mei 2015.

Het btw-vrijgestelde beheer van dergelijke vastgoedfondsen omvat volgens de A-G mede de feitelijke exploitatie van de onroerende zaken waarin het vermogen van de vastgoedfondsen is belegd.

Achtergrond
Een beheerder, onderdeel van fiscale eenheid X, heeft een managementovereenkomst gesloten met een drietal vennootschappen (beleggingsmaatschappijen) die door pensioenfondsen zijn opgericht. De vennootschappen beleggen in vastgoed. De activiteiten van de vennootschappen bestaan uit het uitgeven van (certificaten van) aandelen, het aan- en verkopen van vastgoed en het exploiteren ervan. Alle werkzaamheden worden verricht door (of onder verantwoordelijkheid van) de beheerder op grond van de managementovereenkomst.

Ter discussie staat of de dienstverlening van de beheerder kan worden aangemerkt als ‘beheer van ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen’ en daarmee onder de btw-vrijstelling valt. De Hoge Raad heeft het HvJ gevraagd of een vennootschap die niet in effecten maar in vastgoed belegt, kan worden aangemerkt als een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Daarnaast wil de Hoge Raad weten of ook de feitelijke exploitatie van vastgoed door de beheerder, een ‘beheerdienst’ is in de zin van de btw-vrijstelling.

Conclusie A-G
De A-G is van mening dat ook instellingen die het (door meer dan één belegger bijeengebracht) vermogen uitsluitend in vastgoed beleggen kunnen worden aangemerkt als een gemeenschappelijk beleggingsfonds in de zin van de btw-vrijstelling. Volgens de A-G is de btw-vrijstelling niet beperkt tot instellingen die beleggen in effecten, maar ziet deze ook op instellingen die investeren in vastgoed.

Door toepassing van de btw-vrijstelling vallen bij het beleggen via een vastgoedfonds de btw-lasten weg die bij rechtstreekse vastgoedbeleggingen niet zouden ontstaan. Aldus wordt volgens de A-G het beleggen voor beleggers vergemakkelijkt. Dat is in lijn met de doelstelling van de btw-vrijstelling. Ook aan de vereiste van risicospreiding is, naar de mening van de A-G, voldaan aangezien in verschillende onroerende zaken wordt belegd. Door fondsen die in effecten beleggen en fondsen die in vastgoed beleggen hetzelfde te behandelen wordt bovendien de schending van het beginsel van ‘fiscale neutraliteit’ voorkomen.

Met betrekking tot de tweede vraag is de A-G van mening dat het begrip ‘beheer’ ook ziet op de werkzaamheden in het kader van de exploitatie van onroerende zaken die tot het vermogen van de fondsen behoren. Deze werkzaamheden worden door de beheerder verricht met het doel om het beleggingsvermogen in stand te houden en daaruit opbrengsten te behalen. De A-G lijkt te suggereren dat de reikwijdte van het begrip ‘beheer’ kan variëren afhankelijk van de aard van de beheerde beleggingen.