Juridisch: Overtreden bestemmingsplan wordt economisch delict

De (gemeentelijke) overheid zal de handhaving van ten onrechte verleende en vernietigde vergunningen in de toekomst met meer beleid aanpakken. Ook is er nieuwe wetgeving in de maak die het overtreden van bestemmingsplanvoorschriften strafbaar stelt onder de Wet op de economische delicten. Bij overtreding kan een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden worden geëist en kan de boete oplopen tot € 45.000. Gepubliceerd in PropertyNLmagazine, augustus 2004

De (gemeentelijke) overheid zal de handhaving van ten onrechte verleende en vernietigde vergunningen in de toekomst met meer beleid aanpakken. Ook is er nieuwe wetgeving in de maak die het overtreden van bestemmingsplanvoorschriften strafbaar stelt onder de Wet op de economische delicten. Bij overtreding kan een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden worden geëist en kan de boete oplopen tot € 45.000.

Gepubliceerd in PropertyNLmagazine, augustus 2004


door Noortje Koenen

Het strafbaar stellen onder de Wet op de economische delicten maakt ook dat de officier van justitie of de rechter voorlopige maatregelen kan nemen. Zo kan een onderneming bijvoorbeeld voorlopig worden stilgelegd of onder bewind gesteld.
De regering vindt het belangrijk dat burgemeester en wethouders, maar ook andere bestuursorganen die handhavend kunnen optreden, in de toekomst jaarlijks hun handhavingsbeleid formuleren. Ook moeten burgemeester en wethouders op grond van het wetsvoorstel voor een nieuwe Wet ruimtelijke ordening jaarlijks verslag gaan doen van het door hen uitgevoerde beleid, naar verwachting in het kader van de jaarlijkse begroting. Zij zullen verslag moeten doen van ingekomen klachten en verzoeken van burgers om tot handhaving over te gaan, en melden hoe daarmee is omgegaan. Het ligt voor de hand dat deze verplichtingen zullen leiden tot een politiek debat en het aanpassen of aanscherpen van gemeentelijk handhavingsbeleid. De rapportages die gemeenten maken moeten zij aan de inspecteur van de minister van VROM sturen, zodat de minister inzicht krijgt in het handhavingsbeleid van alle gemeenten in Nederland.

Toezicht op het handhavingsbeleid
Tot nu toe wordt tegen illegale praktijken of vernietigde vergunningen meestal pas opgetreden als er een klacht van een derde binnenkomt. Als iemand bijvoorbeeld bij de gemeente klaagt omdat in strijd met de verleende bouwvergunning door zijn buurman is gebouwd, zullen burgemeester en wethouders op dat moment een onderzoek instellen en eventueel tot handhaving overgaan. De regering vindt het nemen van actie naar aanleiding van klachten van derden een onvoldoende waarborg dat het handhavingsbeleid van de gemeente juist wordt uitgevoerd. Niet alleen vindt toezicht plaats door het ministerie van VROM, maar er kan op grond van het nieuwe wetsvoorstel ook worden gevorderd dat bestuursorganen die vergunningen hebben verleend in strijd met de wet, deze weer intrekken. Als het bestuursorgaan dit weigert, kan de minister zelf handhaven.

Veelal geen sloop
Het komt veel voor dat verleende vergunningen door gemeenten achteraf door een rechter vernietigd worden. Vaak is de oorzaak onzorgvuldigheid of onwetendheid van een gemeenteambtenaar. Het gebeurt echter ook dat een gemeente een bouw- , sloop- of aanlegvergunning verleent, terwijl zij weet of kan weten dat de vergunning in strijd is met het geldende bestemmingsplan of andere ruimtelijke wettelijke regels. Hoofdregel is dat door de vernietiging van een vergunning ook alle rechtsgevolgen worden vernietigd. De rechter kan bepalen dat (een deel van) de beschikking in stand blijft, maar als hij dit niet doet, houdt dit in beginsel in dat bijvoorbeeld een gebouwd bouwwerk gesloopt zou moeten worden. Er zijn niet veel gevallen bekend waarin gemeenten daadwerkelijk bevolen hebben een gebouwd bouwwerk waarvan de vergunning vernietigd werd, te slopen. De gevolgen van vernietiging zijn vaak zo groot dat een gemeente niet tot sloop beveelt.
Je kunt kort gezegd procederen tegen een illegale situatie en van de rechter gelijk krijgen, maar tot afbraak van het illegale gebouw zal het niet komen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Wet ruimtelijke ordening wordt expliciet vermeld dat deze praktijk het vertrouwen in de juiste toepassing van bestemmingsplannen en de overheid in zijn algemeenheid onder druk zet.

Herstel van vertrouwen
De regering wil dat handelingen die op basis van een ten onrechte verleende vergunning zijn verricht, worden teruggedraaid. De redenering is dat vergunningen voornamelijk worden verleend ter bescherming van derden-belanghebbenden. Het bestuursorgaan moet ervoor zorgen dat geen handelingen worden verricht die in strijd zijn met de Wet ruimtelijke ordening of belangen van derden. Het vertrouwen in het juiste handelen van een bestuursorgaan moet vooropstaan, aldus de memorie van toelichting.
De regering wil het herstel van het vertrouwen in gemeentelijk handelen herstellen door aan de minister van VROM het recht te verlenen de gemeente te bevelen tot intrekking van een vergunning over te gaan als deze ten onrechte is verleend. Bij intrekking dient het bestuursorgaan dan ook van betrokkene te eisen dat de situatie in de oude toestand wordt teruggebracht. Als de gemeente het bevel van de minister niet uitvoert, kan deze zelf tot intrekking overgaan. Ook kan de minister de gemeente verplichten om tot het uitoefenen van bestuursdwang of tot het opleggen van een dwangsom over te gaan om ervoor te zorgen dat iemand die bijvoorbeeld ten onrechte heeft gebouwd, te bewegen tot afbraak over te gaan. Ook hier kan de minister zelf optreden, als de gemeente niet tijdig aan zijn bevel voldoet.

Strafrechtelijk optreden
Bovengenoemd optreden tegen handelen in strijd met de (toekomstige) Wet ruimtelijke ordening is bestuursrechtelijk van aard. Als een dwangsom wordt opgelegd, is deze niet bedoeld als straf, maar om ervoor te zorgen dat iemand de regels nakomt.
Ruimtelijke regelgeving kan echter ook strafrechtelijk worden gehandhaafd. Dit wil zeggen: een strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie en oplegging van een strafrechtelijke boete door de strafrechter. Onder de huidige Wet op de Ruimtelijke Ordening is strafrechtelijke handhaving onvoldoende mogelijk. Om die reden wordt gelijk met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een wetsvoorstel voorbereid om het overtreden van voorschriften die deel uitmaken van het bestemmingsplan als een economisch delict te beschouwen. Overtreding wordt onder de Wet economische delicten gebracht.
De boete die kan worden opgelegd is hoger dan tot nu toe mogelijk is en kan, ook voor rechtspersonen, tot € 45.000 oplopen. Er kan aan de overtreder ook de verplichting worden opgelegd om de gevolgen van het begane economische delict op zijn kosten goed te maken.
Het wetsvoorstel biedt verder de mogelijkheid om ambtenaren bevoegdheid te geven om transacties met de overtreder aan te gaan. Deze bevoegdheid stelt gemeenten in staat om vóór de aanvang van een strafrechtelijke terechtzitting met een verdachte van een overtreding een regeling te treffen. De regering hoopt dat gemeenten op deze manier een lik-op-stuk beleid kunnen voeren. Er lopen nog proefprojecten om te bezien of introductie van deze bevoegdheid wenselijk is.

Kritiek Raad van State
Opvallend is dat het adviserende orgaan van de regering, de Raad van State, zich kritisch heeft uitgelaten over dit wetsvoorstel en zich heeft afgevraagd of deze vorm van handhaving nodig is en of het Openbaar Ministerie voldoende capaciteit heeft om op te treden. De Raad van State betwijfelt of dit wetsvoorstel een bijdrage zal leveren aan het handhavingstekort. De regering heeft hierop gereageerd door te stellen dat de bijdrage alleen al bij de aanpak van illegale permanente bewoning van recreatiewoningen effectief zal zijn, en dat verwacht wordt dat de eerste jaren na inwerkingtreding in duizend zaken strafrechtelijk zal worden opgetreden. Ten aanzien van het permanente gebruik van recreatiewoningen wijst de Raad van State nog op de bewijsproblematiek. Bij het toepassen van bestuursdwang lopen gemeenten nu al aan tegen het probleem dat vaak moeilijk te bewijzen is dat er sprake is van permanente bewoning. Dit zal bij strafrechtelijke handhaving niet anders zijn.

Noortje Koene is advocaat bestuursrecht bij AKD Prinsen Van Wijmen in Amsterdam (nkoene@akd.nl)