Columnist Hein van der Meer heeft zich over een fiscaal onderwerp gebogen. In de 'box-wedstrijd' is volgens hem de eerste ronde gewonnen door de vermogensaanwasbelasting.
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 5, 20 mei 2022
Dit keer, en eigenlijk op verzoek van een niet nader te noemen redactielid, behandel ik als civiel-jurist eens een fiscaal onderwerp waar nog niet zoveel over is gerept, omdat het behoorlijk vers van de pers is. En mijn excuses op voorhand aan Ynze, Etienne en Ton als ik hen het fiscale gras voor de voeten wegmaai.
Het vermogen van box 3 wordt zoals bekend belast middels een gemiddeld fictief rendement. Dat al enkele jaren minder rendement wordt behaald op de spaargelden en beleggingen dan de Belastingdienst met het fictief rendement voor ogen had, was de belastingbetaler een doorn in het oog. Het Kerstarrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 bracht hier verandering in. Zo’n 220.000 belastingbetalers kregen gelijk van De Hoge Raad, die oordeelde dat het huidige belastingstelsel van fictieve vermogensrendementsheffing een schending vormt van de fundamentele rechten van alle belastingplichtigen. Er moet rechtsherstel (lees: compensatie voor belastingplichtigen) over de jaren 2017–2022 plaatsvinden met een heffing over het werkelijk genoten rendement in plaats van over het fictief rendement. De wijze waarop dit rechtsherstel wordt vormgegeven, wordt nog nader bepaald. Eén ding is zeker: dit is de opmaat naar een nieuw systeem.
Voor het kabinet zijn er twee systemen denkbaar om de werkelijke vermogensinkomsten en -winsten te belasten: een vermogensaanwasbelasting en een vermogenswinstbelasting. Bij een vermogensaanwasbelasting wordt jaarlijks belasting geheven over de reguliere inkomsten (denk aan rente, dividend, huur en pacht en dan alles minus de kosten) en de ongerealiseerde waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen (zoals koerswinst of koersverlies over aandelen, waardestijging of waardedaling van vastgoed). Bij een vermogenswinstbelasting wordt ook jaarlijks belasting geheven over de reguliere inkomsten, maar wordt de waardeontwikkeling van de vermogensbestanddelen pas belast op het moment van verkoop van het aandeel of vastgoed. Kortom, dan wordt belasting geheven over het verschil tussen de verkoop- en aankoopprijs.
Welk van de twee stelsels gaat deze ‘box-wedstrijd’ winnen? Vanaf 2025 lijkt het kabinet ons nieuwe box 3-stelsel vorm te willen geven via een vermogensaanwasbelasting. Dit voorkomt langdurig uitstel van belastingheffing onder een stelsel van vermogenswinstbelasting. En dus bij een stijgende markt, direct inkomsten voor de overheid (overigens zal een waardedaling tot aftrek gaan leiden). En er wordt, voor het eerst ooit, ook jaarlijks belasting geheven over de ontvangen huurpenningen en dividenden.
Een nadeel is wel dat een belastingplichtige over onvoldoende liquide middelen zou kunnen beschikken om de box 3-heffing te voldoen. Een belastingplichtige is namelijk belasting verschuldigd over de waardestijging van het vermogensbestanddeel, hoewel deze stijging nog niet te gelde is gemaakt door de verkoop ervan. En het is daarbij mogelijk dat de huurinkomsten of dividenden onvoldoende zijn om de belastingheffing te voldoen.
Wat voor effect heeft het nieuwe box 3-stelsel verder op de belastingaangifte van de particuliere vastgoedbelegger? Onder het huidige box 3-stelsel moet een belastingplichtige dus een fictief percentage betalen aan de hand van de WOZ-waarde. Bij het stelsel van vermogensaanwasbelasting wordt ineens belasting geheven op basis van een vast of progressief tarief – dat is nog niet bekend – over het werkelijk behaalde rendement, kortom de ontvangen huurpenningen en de waardestijging van het vastgoed. Daartentegen kunnen de gemaakte onderhoudskosten en de waardedaling van het vastgoed onder dit stelsel wel afgetrokken worden van de belastingheffing. Onbekend is nog over welk tijdvak eerdere verliezen mogen worden verrekend met latere winsten of eerdere winsten met latere verliezen. En verrekening tussen box 1, 2 en 3 blijft overigens een ‘no-go’.
De onderhoudskosten zullen vermoedelijk forfaitair worden bepaald. Maar hoe ga je de waardestijging per jaar bepalen als een jaarlijks hernieuwde WOZ-waarde niet kort voorafgaand aan de belastingaangifte in alle gevallen bekend is, zoals nu het geval is? Het ministerie van Financiën gaat dit in overleg met de zogenoemde ketenpartners (o.a. banken en verzekeraars) verder onderzoeken.
Vermoedelijk wordt de belastingbetaler tegemoet gekomen door de mogelijkheid van uitstel van de belastingbetaling over de vermogensaanwas en de inkomsten bij onvoldoende inkomsten uit het vastgoed. Voor hoe lang is nog niet bekend. Dat is op zich interessant: als dat uitstel is tot aan de verkoop van het vastgoed, is er uiteindelijk weer sprake van vermogenswinstbelasting…
Al met al een behoorlijke omslag. En hoewel niemand belasting betalen leuk vindt, is het mijns inziens wel een logische omslag, die recht doet aan het principe dat werkelijke inkomsten en waardestijgingen worden belast. Over de precieze invulling moet de komende jaren in het kabinet en wellicht ook met/in beide Kamers nog heel wat worden gespard voor deze box. Maar de vermogensaanwasbelasting heeft de eerste ronde op haar naam gezet.
Hein van der Meer is advocaat en hoofd van de vastgoedpraktijk bij CMS