Rechtbank wijst vorderingen Woonbond inkomensafhankelijke huurverhoging af

De rechtbank Den Haag heeft vandaag alle vorderingen van de Woonbond afgewezen. De huurdersorganisatie wil dat er een eind komt aan het verstrekken van inkomensgegevens om inkomensafhankelijke huurverhogingen te kunnen vaststellen.

De Woonbond had medio juli 2017 de Staat, i.c. de Belastingdienst, en ook verhuurders-organisaties Aedes, IVBN en Vastgoed Belang gedaagd. De Woonbond deed dat omdat de Belastingdienst en verhuurders onrechtmatig zouden hebben gehandeld door aan verhuurders ‘inkomensindicaties’ ter beschikking te stellen, waarmee verhuurders de inkomensafhankelijke huurverhogingen (IAH’s) door konden voeren. Deze IAH’s zijn bedoeld om het ‘goedkoop scheefwonen’ in gereguleerde huurwoningen te bestrijden; een beleid dat brede instemming in het parlement had gekregen.

Volgens de rechtbank is het verstrekken door de Staat van inkomensindicaties en het gebruiken daarvan door verhuurders sinds 1 april 2016 zonder meer in overeenstemming met de wet. Of het verstrekken van inkomensindicaties ook vóór 1 april 2016 in overeenstemming met de wet was, is volgens de rechtbank niet aan de burgerlijke rechter, maar aan de bestuursrechter. De huurders hadden daartegen verzet aan kunnen tekenen op grond van artikel 40 Wet Bescherming Persoonsgegevens. De rechtbank voegt daar verder nog aan toe dat áls het verstrekken van inkomensindicaties door de Staat vóór 1 april 2016 in strijd met de wet zou zijn geweest, dat niet betekent dat het gebruiken daarvan door verhuurders eveneens in strijd met de wet was. Dat is volgens de rechtbank namelijk niet het geval. Ook vóór 1 april 2016 mochten verhuurders dus de inkomensindicaties gebruiken voor het doorvoeren van inkomensafhankelijke huurverhogingen.

Voor IVBN en Vastgoed Belang werd de procedure gevoerd door advocaat mr. Marieke Thijssen van Hekkelman Advocaten–Notarissen uit Nijmegen.