Einde aan rechtsonzekerheid door Didam II-arrest

De Hoge Raad heeft een einde gemaakt aan rechtsonzekerheid door het Didam II-arrest: koopovereenkomsten met de overheid zijn geldig, ook bij schending van de Didam-regels.

Op 15 november verscheen het tweede arrest van de Hoge Raad in het langslepende geschil tussen de gemeente Montferland (Gelderland) en Albert Heijn-exploitant Didam Have. Die laatste kreeg geen kans om mee te dingen naar een supermarktlocatie in het centrum van Didam, toen de gemeente één-op-één in zee ging met een aan Coop gelieerde ontwikkelaar.

De Hoge Raad had eind 2021 in zijn Didam-arrest al bepaald dat overheden niet zomaar één-op-één mogen verkopen. De koop was toen echter al definitief. Na het Didam-arrest bleven de gemeente en Didam Have daarom strijden over de vraag wat de status was van de inmiddels gesloten koopovereenkomst tussen de gemeente en de Coop-ontwikkelaar.

De gemeente Montferland stelde zich in de tweede Didam-zaak op het standpunt dat een overeenkomst met de overheid geldig moet zijn, ook als die achteraf in strijd blijkt met Didam-regels. In zijn nieuwe uitspraak geeft de Hoge Raad de gemeente gelijk. Daarmee komt een einde aan de rechtsonzekerheid: partijen die kopen van de overheid kunnen weer vertrouwen op de geldigheid van een gesloten overeenkomst. De Hoge Raad merkt wel nog op dat overheden die Didam-regels schenden, mogelijk een schadevergoeding verschuldigd zijn aan partijen die onterecht niet in aanmerking zijn gekomen.

De gemeente Montferland werd bijgestaan door advocaten Frank Cornelissen, Tom van Malssen en Robert Andes van Dirkzwager. Zij geven op 21 november aanstaande een webinar om het Didam II-arrest toe te lichten.

Lees ook:
Didam-arrest niet met terugwerkende kracht
Stappenplan moet omgang met Didam vergemakkelijken
Integrale gebiedsontwikkeling snijdt 'Didam' de pas af