Amsterdam moet de bouw van eeuwig gereguleerde middenhuur-woningen beperken. Zo blijkt uit berekeningen van het Amsterdamse grondbedrijf.
De inperking van het bouwprogramma heeft een financiële reden. Het grondbedrijf kan zich geen inkomstenderving van meer dan € 400 mln permitteren.
Vorige week lanceerde SP-wethouder Ivens van Wonen het plan om tot 2025 in Amsterdam meer dan 50.000 woningen bij te bouwen. Juist om de stad ook voor middeninkomens toegankelijk te houden zouden jaarlijks naar schatting 1.650 middenhuur-woningen moeten worden toegevoegd. Woningen waarvan Ivens het belangrijk vindt dat ze ook in de toekomst betaalbaar blijven. Hij wil daarom via bijzondere erfpachtvoorwaarden de huur eeuwigdurend betaalbaar houden. Maar dat is voor beleggers alleen interessant bij een lage grondprijs. Eeuwig betaalbare middenhuur leidt, zo is berekend, tot een inkomstenderving van gemiddeld € 40.000 per woning. Het Vereveningsfonds, de plek waar Amsterdam inkomsten en uitgaven van alle grondexploitaties met elkaar verrekend, biedt daarvoor onvoldoende ruimte.
Alleen in specifieke situaties zullen afspraken over eeuwigdurende middenhuur worden gemaakt. Onduidelijk is hoeveel goedkope middenhuur-woningen de gemeente uiteindelijk mogelijk zal maken. Op korte termijn worden tenders op de markt gebracht voor eeuwigdurende middenhuur. Dan moet blijken of de markt überhaupt belangstelling heeft om dergelijke woningen te realiseren. Institutionele beleggers, waaronder ceo Gertjan van der Baan van Vesteda, betitelden eerder al de vraag van Ivens als een onbegaanbare route.
De onhaalbaarheid van omvangrijke eeuwigdurende middenhuur is een nieuwe tegenslag voor het linkse gemeentebestuur. De bouwplannen van Ivens voorzien ook in jaarlijks 2.500 nieuwe corporatiewoningen. Dat aantal is volgens de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties evenmin haalbaar. Corporaties moeten onder meer vanwege stijgende woningprijzen steeds meer geld afdragen aan het Rijk. Die almaar stijgende Verhuurderheffing trekt een zware wissel op de investeringscapaciteit van de zes Amsterdamse corporaties. Onderzoek samen met WSW moet uitwijzen welk bouwvolume nog wel tot de mogelijkheden behoort.
