Rijk stelt minimumeisen aan duurzaamheid

Vanaf 2018 gelden minimumeisen voor duurzaamheid van nieuw gebouwde woningen en kantoren. De minister wil deze opnemen in het bouwbesluit

Door Ronald de Blauw
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 1, 27 januari 2017

Bouwmaterialen van nieuwe huizen en kantoren mogen het milieu niet onnodig belasten, vindt minister Blok (Wonen en Rijksdienst). Vanaf 2018 wil hij minimumeisen voor de duurzaamheid van nieuwe huizen en kantoren. Daarbij tellen de productiewijze van de gebruikte bouwmaterialen, het transport, de levensduur van de materialen en de manier van afdanken. Door de milieugegevens van alle gebruikte materialen in een computerprogramma in te voeren, rolt er een uitkomst over de duurzaamheid van het hele gebouw uit de berekening. Blok wil een grens voor milieubelasting van huizen en kantoren vanaf 2018 opnemen in het Bouwbesluit. Het voorstel moet nog naar de Tweede Kamer. De bouwwereld experimenteert al sinds 2012 vrijwillig met de milieuprestatie van gebouwen; er is dus al ervaring mee opgedaan.
De milieueffecten van het materiaalgebruik spelen een steeds belangrijkere rol bij het terugdringen van de totale milieubelasting van gebouwen en bouwwerken in de grond-, weg- en waterbouw (GWW-werken). Zeker nu woningen en kantoren/utiliteitsgebouwen steeds energiezuiniger worden en er daardoor steeds minder milieuwinst (CO2-reductie) te realiseren is met alleen energiebesparing bij verwarming en koeling van gebouwen. Door inzicht in de milieueffecten van het materiaalgebruik kan een verdere reductie van de milieubelasting in de bouw worden bereikt.

Grondstoffen steeds schaarser
Naast belangrijke aandachtspunten als beperking van CO2-emissie, speelt de uitputting van grondstoffen een steeds belangrijkere rol. Door een toenemend gebruik van grondstoffen (mondiaal) worden grondstoffen steeds schaarser of moeilijker winbaar en daardoor duurder. Gevolgen hiervan zijn aantasting van het milieu en hogere kosten voor het bouwen en beheren van woningen en gebouwen. Vooral de inzet op het beperken van de CO2-emissie en het gebruik van grondstoffen is voor de Europese Commissie aanleiding om in Europees verband nieuwe methoden te ontwikkelen om de milieubelasting van bouwproducten en bouwwerken inzichtelijk te maken.
In Nederland is hier al langer de nodige ervaring mee opgedaan en is duurzaam bouwen niet langer experimenteel, maar een bewezen aanpak. De brochure van het kennisinstituut voor de bouw SBRCURnet geeft daarop een toelichting. ‘Om de milieubelasting van het hele gebouw te verlagen, moeten we eerst weten wat die materiaalgebonden belasting precies is. Daarom is in Nederland één nationale bepalingsmethode van toepassing voor het berekenen van de milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken gedurende hun gehele levensduur. Deze methode is gebaseerd op de Europese bepalingsmethode voor milieuverklaringen van bouwproducten (EN 15804) met voor Nederland toepasselijke scenario’s. Ook wordt indirect gebruik gemaakt van de EN 15978 voor de bepaling van de milieuprestatie van gebouwen. Daarin wordt beschreven hoe milieuverklaringen van bouwproducten worden gebruikt voor gebouwbeoordelingen. De EN 15978 behandelt ook de gebruiksfase van het gebouw zelf (verwarming, koeling en dergelijke). Deze elementen blijven in de Nederlandse bepalingsmethode buiten beschouwing, omdat daarvoor aparte bepalingsmethoden en regelgeving bestaat. De Nederlandse bepalingsmethode is verder ook van toepassing op GWW-werken. Die is onlosmakelijk verbonden met de nationale milieudatabase, waarin milieudata van generieke materialen en producten zijn opgeslagen en producent- en branchespecifieke data die volgens een toetsingsprotocol zijn getoetst. De Stichting Bouwkwaliteit (SBK) beheert en onderhoudt de bepalingsmethode en milieudata.’
In Bouwbesluit 2012 is in het hoofdstuk Milieu een voorschrift opgenomen voor de milieuprestatie van woningen en kantoren. Hierin wordt voorgeschreven dat ‘een te bouwen bouwwerk zodanig is dat de belasting van het milieu door de in het bouwwerk toe te passen materialen wordt beperkt’.

People, profit, planet
Door een toename van grondstoffengebruik en emissies naar de atmosfeer als gevolg van menselijke activiteiten, groeit wereldwijd de aandacht voor het toekomstgericht oplossen van sociale, economische en milieuvraagstukken. Duurzaamheid wordt, bijvoorbeeld vanwege de urgentie om milieubelasting tot een minimum te beperken, vanzelfsprekend. Zo ook bij het bouwen, het onderhouden en of renoveren of transformeren van gebouwen en andere bouwwerken. Duurzame gebouwen en GWW-werken, die gezond en veilig zijn (people), markt- en toekomstwaarde hebben (profit) en het milieu gedurende de hele levensloop minimaal belasten (planet) worden meer en meer de standaard. Elke actor in de bouwsector heeft zo zijn eigen redenen en drijfveren om duurzaam te willen bouwen. Binnen die context is het van belang dat de actoren in de bouw onderling afspraken maken over de te leveren kwaliteit en dat ambities (gewenste milieuprestatie) voor een specifiek project worden bepaald. Deze ambities worden vertaald naar kwantificeerbare doelen, die uitgewerkt worden in het programma van eisen en het bestek, om deze doelen in de praktijk te realiseren. Met de bepalingsmethode kunnen deze ambities worden bepaald, kunnen de milieueffecten (milieubelasting) inzichtelijk worden gemaakt en kan worden beoordeeld of de afgesproken ambitie (en doelen) zijn gerealiseerd.
De bepalingsmethode milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken is onlosmakelijk verbonden met de nationale milieudatabase (NMD). In deze milieudatabase zijn de (milieu)kenmerken van basismaterialen, processen en gebouwelementen opgenomen. Zonder de combinatie van bepalingsmethode en milieudatabase is er geen sprake van eenduidigheid in resultaten. Ontwerpers, toeleveranciers en opdrachtgevers gebruiken daarmee binnen een gelijk speelveld dezelfde informatie en spreken daardoor voortaan dezelfde taal. Rekeninstrumenten die op de bepalingsmethode milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken en de NMD zijn gebaseerd, zijn onder andere DuboCalc (GWW), GPR Gebouw & GPR Bouwbesluit, MRPI-MPG en de DGBC-tool (voor certificering van duurzaam vastgoed volgens Breeam-NL). Deze instrumenten kan men gebruiken om voor een specifiek bouwproject de milieu-impact te berekenen. Ontwikkelaars, bouwers, architecten en corporaties kunnen de resultaten van een berekening met de genoemde rekeninstrumenten direct ‘meenemen’ in afwegingen en beslissingen. Daarnaast kunnen ze deze onder andere gebruiken in een bredere bepaling van de duurzaamheidsprestatie van het gebouw met een van de genoemde instrumenten.

Samenhang
Tot nu toe ligt de focus bij duurzaam bouwen vooral op energiebesparing bij verwarmen, koelen, enz. In Nederland heeft dit geleid tot energiebesparing bij nieuwbouw, onder andere door toepassing van isolerende maatregelen bij bestaande gebouwen en een toegenomen productie van duurzame energie. Een milieuvriendelijk en duurzaam gebouw is echter meer dan een energiezuinig gebouw. Milieuvriendelijk bouwen betekent bijvoorbeeld ook zorgen voor een balans in het sluiten van materialenkringlopen en zorgen voor een gezond binnenmilieu. De invloed van materiaalgebruik op de totale milieulast van een gebouw neemt relatief gezien toe.
Gebouwen worden steeds energie-efficiënter, zodat verdere milieuwinst gezocht moet worden op andere terreinen, zoals materiaalgebruik. Daarnaast leiden energiebesparing en de opwekking van duurzame energie vaak tot extra gebruik van materialen en installaties, die op hun beurt een grotere milieulast veroorzaken. Denk aan het toepassen van een dikkere, geïsoleerde buitenschil, drie- tot vierlaagse beglazing en aanvullende installaties, zoals PV-panelen en gebalanceerde ventilatie. Anderzijds geldt dat de kwaliteit van een bouwwerk en de omgeving waarin het bouwwerk staat medebepalend zijn voor de milieubelasting die de gebruikte materialen opleveren. Daarom bevelen experts steeds meer aan om de milieueffecten van energiegebruik en materiaalgebruik op een gelijke wijze uit te drukken. Hierdoor kunnen zij eenvoudig in samenhang worden bezien en kan voor de te nemen maatregelen integraal op kwaliteit worden geoptimaliseerd. Momenteel wordt daar buiten SBK onderzoek naar gedaan.